Sate De Flaeren te Flansum

Verplaatste boerderij te Flansum – Rauwerd VH-31

Gebouwd in 1818

De familie Roos van Bienema was eigenaar van de oude Hansma State, die ongeveer 250 m noordelijker stond. Die lieten ze afbreken, om te vervangen door nieuwbouw. Alle weilanden, ca 100 pdm, gingen over op de nieuwe boerderij.

In de Leeuwarder Courant stond de aankondiging: ‘bestedinge by beslotene briefjes van het afbreken eener oude en het opbouwen eener nieuwe huizinge, schure en buithuis op Flansumerburen onder Rauwerd met de leverantie der nodige materialen, alles volgens bestek, teekening en conditiën te vinden bij den Huisman Harmen Johannes aldaar, en bij Deurwaarder Nijsloot op de Oranje Eewal, letter I, no. 29, te Leeuwarden, bij welke de briefjes voor den 1 Februarij 1818 franco moeten worden ingeleverd’.

De eerste huurder kwam van Hansma Sate

De in de advertentie genoemde huisman Harmen Johannes was de toenmalige huurboer, die vanaf ongeveer 1816 de oude boerderij op de terp huurde. Hij was afkomstig uit Poppingawier en had in 1811 de achternaam Wierda aangenomen. Harmen Wierda verhuisde met zijn vee en inboedel naar de nieuw gebouwde boerderij, waar hij in ieder geval tot 1841 boer is geweest. Toen hield hij boelgoed en plaatste een advertentie in de Leeuwarder Courant voor de verkoop van: ‘35 melke, kalve en vare koeyen, waaronder 1 vette, 10 kalvers, 1 zwart langstaart merriepaard, voorts 25 weiden best gewonnen hooi, 2 beslagen hooiwagens, 1 grote kaasketel, 6 koperen en houten emmers, 4 molkenvaten, aden, troggen, booitsen, tobben en hetgeen meer van dien aard te voorschijn zal worden gebragt’.

Familie Roos van Bienema eigenaar

Het eigendom van de boerderij bleef vrij lang in de familie: via Sara Suzanna Bergsma (de weduwe van Epke Roos van Bienema) naar dochter Tetje Bienema, op naam van diens echtgenoot mr. Lollius Adema. Hun erfgenamen besluiten tot publieke verkoop in februari 1848 van ‘de uitmuntend vruchtbare zathe en landen met watermolen te Flansumerburen groot 36 bunder 20 el’.

Eigendom bij adellijke families

Met deze verkoop komt de boerderij in het bezit van de adellijke Van Lyndens. Zij zijn weer verwant aan de Van Eysinga’s, de volgende eigenaren. Vervolgens komen we bij de Van Harinxma thoe Slootens als eigenaar.

Bijzonder was een bepaling in het huurcontract over de levering van kievitseieren: ‘de huurder zal jaarlijks in de eerste helft van de maand april aan den verhuurder moeten leveren, kosteloos, 200 stuks zuivere kievitseieren of bij gebreke daarvan 50 gulden boven de huur betalen’. Vanouds zullen die eieren gewoon op de eigen landerijen zijn geraapt. Jaren later, toen dat niet meer haalbaar was, werd het geregeld met een telefoontje naar de poelier.

De landeigenaresse hechtte nog aan de oude traditie dat de pachters van haar boerderijen de kist zouden dragen, wat inderdaad is gebeurd bij de begrafenis van echtgenoot jonkheer Roëll.

Eens per jaar kwamen ‘de landheer en mevrouw’ een naar de boerderij voor een kijkje en een kopje koffie. Dat ging gepaard met een gezellige conversatie, want de zaken werden via de bewindvoerder geregeld. Wanneer de oude baronesse Roëll- van Harinxma thoe Slooten overlijdt in 1975, besluit familie om reden van successie tot verkoop van deze boerderij.

Geschiedenis van de huurders

Na Wierda huurde Sjouke Engwirda de boerderij van 1842 tot 1851. Ook hij kwam uit Poppingawier. Het ging hem niet voor de wind, want hij kreeg te maken met ziekte in de veestapel. De Leeuwarder Courant van 9 mei 1851 meldde dat: ‘het Grietenij Bestuur van Rauwerderhem de volgende dag ten huize van de landbouwer Sjouke Ages Engwirda op Flansum publiek bij boelgoed zal verkopen, het van longziekte verdachte vee, 21 melkkoeyen, 1 vare koe, 3 hokkelingen, 5 kalveren. De verkoop onder zoodanige maatregelen van voorzorg als met den aard der zaak overeenkomstig zullen worden bevonden’.

In 1852 werd Pier Hofstra de volgende huurder, maar hij kwam al in 1855 te overlijden. Daarna heeft weduwe het bedrijf voortgezet tot 1873.

Daardoor stond de ‘uitmuntende zathe en landen te Flânsum, groot 36 bunder’ opnieuw te huur. In mei 1873 kwam Bouwe Römer, een jonge boer uit Jellum, samen met vrouw en dochtertje op de boerderij. Maar het noodlot slaat toe. Op 19 juli 1873, slechts enkele maanden later, geven de buren Yme Buiteveld en Hendrik Hanema het overlijden aan van Bouwe Römer. Het gevolg is weer een advertentie in de krant: wegens sterfgeval te huur de zathe en landen te Flansum.

Tijdperk van de familie De Wolff

In mei 1874 arriveren de nieuwe bewoners: Jan Tjittes de Wolff (1841-1908) en Sjieuwke Jarings Siemonsma (1842-1912). De familie van Jan de Wolff kwam van Abbega en die van Sjieuwke Siemonsma van Greonterp. Jan en Sjieuwke waren in 1865 getrouwd en verhuisden met hun vijf kinderen: Tjitte, Jaring, Johannes (jong gestorven), Marijke en Titus. Hun laatste kind, Froukje, is geboren op de boerderij in Flansum.

Jan de Wolff was hier nog maar pas boer toen er onder zijn vee de besmettelijke longziekte uitbrak. Het stak enkele malen opnieuw de kop op en ebde dan na een poosje weer weg. Hij is boer geweest tot 1904 en vertrok met zijn vrouw naar Irnsum om te rentenieren. Nu waren ze “eindelijk uit de modder” zoals hij het noemde. In 1874 had hij namelijk gerekend op de aanleg van een nieuwe weg over Flansum naar Irnsum, maar dat plan ging niet door. Jan de Wolff vertoefde graag onder de mensen en vond het vervelend dat ze zo afgelegen woonden.

Hun zoon Titus trouwde met Sjoeke Huitema uit Oldeclooster (Hartwerd) en zij werden de nieuwe bewoners. Met hun komst vond er een grote verbouwing plaats: de schuur en de stalruimte werden afgebroken en opnieuw opgebouwd, groter dan voorheen, met plaats voor 52 stuks hoornvee. Titus de Wolff en zijn vrouw kregen negen kinderen: Sible (jong gestorven), Jan, Johannes, Tjitte, Marie, Sible, Sanne, Jaring en Meye. In 1931 wordt de boer plotseling ziek en komt te overlijden. Zijn vrouw zet het bedrijf voort, samen met de kinderen. De oudste zonen zoeken, als ze trouwplannen hebben, elders een boerenbedrijf. De dochters zoeken een man met een bedrijf. Na het overlijden van moeder Sjoeke in 1941 zijn de broers Sible, Jaring en Meye nog op de boerderij.

Oorlogsjaren met onderduikers en evacués

Het is dan oorlog en de afgelegen boerderij biedt een veilige plek aan menig onderduiker. Jongemannen uit Irnsum liepen via het oude voetpad door de landerijen om er ’s nachts in het hooi te slapen. Later arriveerden er ook evacués in Flansum. Het grote gezin van de familie van Binsbergen uit Doodewaard werd verdeeld over de families Jelle van der Velde, Durk Haringsma en de gebroeders De Wolff. Zo konden de gezinsleden contact met elkaar blijven houden. De ouders verbleven op de boerderij van De Wolff. Mevrouw van Binsbergen was in verwachting van haar achtste kind. Toen de bevalling aanstaande was, ging Jaring naar Rauwerd om een dokter te halen. Die zag de reis in het donker niet zitten en zei: “Jullie gaan anders ook altijd in Irnsum naar de dokter”. Jaring ging opnieuw op pad, en liep nu de andere kant uit. Toen hij eindelijk terugkwam met dokter Smeding was de bevalling al achter de rug.

Tegen het einde van de oorlog moesten ook de Flansumer boeren paarden leveren aan het Duitse leger. Jaring de Wolff ging naar Lemmer en zag in het donker kans om weg te komen. Hij liet paard en wagen daar achter, liep naar zijn broer in Kuinre en kwam de volgende dag op een geleende oude fiets weer thuis. Hij was net op tijd over de brug bij Oudeschouw, vóórdat die door de Duitsers werd vernield in een poging de bevrijders tegen te houden. Van deze ingrijpende gebeurtenis kwam een summiere mededeling in zijn kasboek terecht: ‘13 april 1945 paard en wagen afgen. door de D.W.’ (Duitse Weermacht).

Derde en vierde generatie De Wolff

Na de oorlog naam Jaring de Wolff het boerenbedrijf over. Hij trouwde in september 1945 met Berber Haringsma. Zijn broer Sible bleef bij hen inwonen. Die was als jongetje van het hooi gevallen en had er een scheefgegroeide hand aan overgehouden. Iedereen kende hem dan ook als ‘Sible met het handje’. Hij bleef ongehuwd en werkte mee op de boerderij, tot hij in 1970 op zichzelf ging wonen in Irnsum.

Als boer was Jaring ambitieus; hij wilde eruit halen wat erin zat. De koeien moesten veel melk geven en hij wilde graag de eerste zijn met nieuwe ontwikkelingen, zoals een melkmachine of een nieuwe trekker. In 1959 liet hij het verouderde woongedeelte vervangen, omdat de situatie met opkamer boven de melkkelder zeer onpraktisch was.

Jaring en Berber kregen drie kinderen: Ymkje, Titus en Sjoke, die naar de RK school gingen. Aanvankelijk liepen ze over het oude kerkepaadje door de weilanden naar Irnsum. In regen en wind door de kletsnatte landerijen was bepaald geen pretje. Bij Catherina Tolsma, die een winkel had in de Wijde Steeg, mochten ze zich voor en na schooltijd omkleden. Later gingen ze ook wel op de fiets, maar dat was een heel eind omrijden want de Learewei was nog niet verhard. Dochter Sjoke beschreef het allemaal in haar boek over Flansum. Ze trouwde met Wybren Brunia en zij zouden later de naastgelegen boerderij (RSC-32) overnemen.

Zoon Titus de Wolff ging naar de landbouwschool en kocht in 1975 de boerderij van de erfgenamen van de baronesse. Hij werd pachter van het bijbehorende land, dat hij in 1979 heeft gekocht. Titus bleef ongetrouwd en is nog steeds boer. Hij gaf de boerderij een passende naam, sathe De Flaeren, die recht doet aan de ligging in het lage land. Onder zijn regie is het boerenbedrijf verder gemoderniseerd en uitgebreid. Er kwam meer stalruimte, er werd land bijgekocht en tenslotte is het woonhuis opnieuw afgebroken en herbouwd. Vier generaties De Wolff hebben hier gewerkt aan hun bedrijf en het resultaat mag er zijn.

Situatie 2021: Adres Flansum 5. Boerenbedrijf van de 4e generatie De Wolff.

Bronnen: Boek ‘Flânsum’ door Sjoke Brunia-de Wolff, www.hisgis.nl