Sjouke de Zee 1867-1954

Sjouke de Zee (1867-1954), een man met een missie

’t Is yn ‘i lêst fen Maeije, sa’n echte moaije joun; fredich en stil. Jister en earjister hie’t waer myld west, mar hjoed in boaike reind. Honear jy op’e Leppedyk steane, dan sjogge jy amper nei alle kanten út it iepene fryske lân om jy hinne. Hwet toerren en toerkes, tichteby en fierôf, mei tropkes beammen en boerehiemen der bitwisken. Sjoch nou ris goed om jy hinne en lit de eagen ris weidzje. Kinne jy wol in moaijer skildery bintinke? De tsjeppe greiden mei dat gledde pronkfé, binne hwet swiids for ús fryske lândouwen, om de pet er for ôf to nimmen, sjeder. Efter jy der makket Boarn sa’n treftige bocht…

Zo begint de novele “Stimpers”, een vrije bewerking uit het “Over-Betuwsk fen J.J. Kremer”. In het “Foarwird” spreekt de schrijver de hoop uit dat zijn boekje “as’t slagje wol, hjirmei as de foarste fen in rige novelles de wrald yngiet”. Het voorwoord van de 64 pagina’s tellende novelle eindigt met “Jirnsum, Janewaris 1917. Sjouke de Zee”. Het verhaal speelt zich af tussen Irnsum en Akkrum, bij de Leppedyk, waarover schrijver het volgende toevoegt in een noot: “Leppedyk of Leppadijk verwijst naar Leppa, het grondgebied van vier grietenijen, Smallingerland, Tietjerksteradeel, Idaarderadeel, Leeuwarderadeel en de stad Leeuwarden. De oude Leppedijk moest het water uit Westergo en de Boorn weghouden van hun grondgebied. Deze dijk begon in de buurt van Boornbergum, precies op de grenslijn van Opsterland en Smallingerland en liep vanaf hier in westelijke richting door de Boornbergumer en Beetster mied- en kraanlanden, kwam uit bij Warniahuizen in Utingeradeel, en volgde de oever van de Boorn via Oldeboorn, Nes, Akkrum en Klooster Aalsum naar de Irnsumerzijl, alwaar hij in Idaarderadeel eindigde.”

Sjouke de Zee werd geboren te Beets, 20-3-1867, als zoon van een doopgezind boerengeslacht. Aanvankelijk wilde hij dominee worden, doch daar kwam niets van terecht. De Zee was een veelzijdig man met een eigen mening. Hij was een belangrijk propagandist van de Friese taal. Als lid van de Provinciale Staten probeerde hij in 1914 als eerste Fries te praten in een statenzitting, doch dat werd hem verboden. Daarnaast was De Zee schrijver revue’s toneelstukken en gedichten. Ook trad hij op als lekepreker en voordrager. Een en ander maakte hem tot een veel gevraagd spreker op bijeenkomsten, van mennisten tot socialisten.

Uit het boek “Skiednis fan Menameradiel”: Sjouke de Zee, een bijzonder vitale man, was van 1892 tot 1908 kaasmaker te Deinum. Naast zijn activiteiten in het gemeenschapsleven en voor de toneelvereniging “It Klaverblêd” was hij betrokken bij het “Deinums feest” op 14 aug. 1906 en 27 aug. 1908, waarbij grote historische en allegorische optochten werden gehouden. Voor “Sljocht en Rjocht” schreef hij ondermeer verslagen van deze feesten. De Zee verrichte veel onderzoek naar de historie van Deinum en de adellijke families van de stinzen in de omgeving. Met zijn schrijfwerk, niet zozeer literatuur doch eerder volksschrijverij, zou men vele boeken kunnen vullen. Uit alles wat hij aanpakte, zoals verhalen, gedichten, voordrachten en zangstukken bleek zijn enthousiasme, optimisme en idealisme.

De Zee zette hij zich in voor het volksonderwijs en de bestrijding van sterke drank. Hij was ijveraar voor het staatspensioen en leidde doopsgezinde kampen. In 1918 was hij een van de oprichters van Plaatselijk Belang te Irnsum. De Zee toonde zich een felle tegenstander van de plannen van rijk en provincie om een oostelijke rondweg om Irnsum aan te leggen.

Sjouke de Zee werkte bij een schoenmaker, als boerenknecht en hij was kaasmaker, alvorens hij zich in Irnsum vestigde als manufacturier.

De Friese vlag, zoals die pas jaren later officieel werd vastgesteld als provincievlag, is rond 1895 bedacht door de Fa. de Leeuw en de Zee te Irnsum. Ze brachten hem in de handel en enkele jaren later was deze vlag reeds een populair symbool van het Friese volk.

In 1921 maakte Sjouke de Zee een studiereis door Amerika, “it lân fan dream en winsken”, waarover hij publiceerde in talrijke kranten en tijdschriften. Enige tijd later (1928) reisde hij er maar liefst vier maanden rond, waarbij hij talrijke Friese emigranten bezocht. Over deze reis schreef hij een boek, met daarin talrijke foto’s.

Hij verliet Irnsum in 1931 om te gaan wonen in Hilversum, waar hij op 29 juni 1954 overleed. Het zou nog tot 1993 duren totdat de rondweg om Irnsum in gebruik werd genomen… en wel aan de zuidwest-zijde van het dorp.
Friezen, Lânsljue!
Selskipsljue en Fryske kriten,
Bounen fen ús Fryske lân!
Hjar, hwa’t hert for Fryslân kloppet,
Stride for in Fryske bân.
Sy, dy it Frysk hjir stypje en earje,
All’gear’ ropp’ wy dryst hjar ta:
“Moat jimm’ net in echte, moaije,
Alde Frysje flagge ha?”

Sjuch dat sauntal pompeblêdden,
Sjuch dy balken wyt en blau,
Sjuch deryn it byld fen ieuwen,
Sjuch deryn de Fryske trou.
Hwa ’t him Fries neamt, moat it keapje,

Derom roppe wy hjar ta:
“Hwa moat nou fen ús de echte,
Alde Fryske flagge ha?”
Advertentie van “De Leeuw & De Zee, Jirnsum” uit 1903.

Een greep uit zijn publicaties
1909 “Op’e Djipswal” (gepubliceerd in “Swanneblommen”)
1911 “Haet en Ljeafde” (gepubliceerd in “Swanneblommen”)
1916 “De Smidssoan” (gepubliceerd in “Swanneblommen”)
1917 “Stimpers” (novelle van 64 pagina’s)
1927 “Fen lang forlyn” (gedichten uit zijn jeugd, 189 pag.)
1929 “Myn twadde Amerikareis” (reisverslag)
1930 “Kleaster Ealsum” (geschiedkundig verslag)
Een gedicht over Marssum, in het Nieuwsblad van Friesland 20 aug. 1908, ondertekende hij met ESDEZED.
Pakjedragerprofeet
Uit de Leeuwarder Courant van 7 maart 2003: Sjouke de Zee (1867-1954) uit Jirnsum, volksschrijver en redenaar, trok er vaak op uit om redevoeringen te houden voor socialisme, drankbestrijding en staatspensioen. “Alles op it fytske fansels”. Zelfs zijn allerlaatste rit maakte hij per fiets.

De Zee beschouwde zichzelf niet als dichter. “Ik bin fansels mar in rymler” zei hij. Hij werd kaasmaker en winkelier, en geen dominee zoals hij wel had gewild. Maar als spreker verwierf hij zich een grote faam. “Hy hie troch syn stal, syn eachopslach en syn lûd suver wat fan in profeet”, schreef D.M. van der Woude in deze krant.

Na zijn overlijden op 19 juni 1954 in Hilversum werd hij gecremeerd in Driehuis. Zijn as werd verzonden naar Jirnsum. Het verhaal wil dat de postbode die het pakket bracht, onderweg een kennis tegenkwam. ‘Witst wa’t ik hjir op de pakjedrager haw?”, zei hij. “Sjouke de Zee”.

Bronnen: Skiednis fan Menameradiel (1972), De Fryske Flagge (1956), Encyclopedie van Friesland (1963), Leeuwarder Courant (7-3-2003).