Albada pleats te Flansum

Stelpboerderij te Flansum – Rauwerd SC-30

Grootte en ligging

Van oorsprong een grote boerderij op de noordzijde van de terp met gemiddeld 92 pdm land. In de kohieren is vanaf 1778 sprake van twee boerderijen met hetzelfde stemnummer; de ene 51 pdm en de andere 41 pdm groot. (Zie RNB-30 voor de afgesplitste boerderij met 41 pdm)

Eigenaren vóór 1640

In de middeleeuwen bezat de adellijke familie Van Albada landerijen in de wijde omgeving en o.a. een stins in Flansum. De stins stond vermoedelijk op de terp, met een boerderij er naast. Mogelijk is deze boerderij daar uit is ontstaan. In 1640 was juffrouw Fritsma eigenaar. Zij was papist, net als de katholieke familie Van Albada. Een direct bewijs in de vorm van de afstammingslijn is nog niet gevonden.

Eigenaren na 1640

Over de eigenaren van 1698 is meer bekend. Raadsheer Knyf en heer Van der Laen, elk met ¼ deel, zijn als zwagers getrouwd met respectievelijk Luts en Agatha van Hiddema. Deze dames zijn dochters van Goslick van Hiddema en Juliana van Deeckema. Jonkheer Camminga op Rodenburgh (papist), in bezit van de andere helft, is getrouwd met Catharina van Sternzee. Haar grootmoeder is Wick van Decama, een zuster van Juliana. Grotendeels adel en mogelijk verwant aan de Van Albada’s.

Nadat Horatius Knyf in 1679 is overleden komt er een beschrijving van zijn bezit (HCL y 57 148). Eén van zijn boerderijen is een sate in Rauwerd op Flansma buyren, in gebruik bij Sibrandt Jans, die hij in gemeenschappelijk bezit heeft mevrouw Van der Laen. Dit moet betrekking hebben op de ene helft. De andere helft van de sate is namelijk door Jonker Camminga’s schoonvaders familie (van Sternzee) gekocht in 1663 (RA RAU P2 35). Carel van Sternzee en Anna van Grammay op Ropta kopen dan de helft van een sate in Rauwerd op Flansumabuiren van Frans Wilhelm baron van Boyemer voor 112 goudgulden per pm: ‘groot 100 pdm 9 eins volgens de opmeting, bezwaard met huizing, schuur enzovoort, met een set en ¼ deel in de watermolen en met het onderhoud van drie setten, als ook reed en drift van andere landen, belast met dertig floreen’. De sate was toen in gebruik bij Symon Reyners en Ids Gerryts, waarbij sprake is van één huizing.

De geschiedenis van pleats SC30 is een complex verhaal van twee boerderijen die administratief één geheel vormden en talrijke eigenaren hadden.

Gebruikers van de Albada pleats

De grootste boerderij met 51 pm land werd lange tijd door de familie Hanema bewoond. De oudst bekende voorouder Lolke Hoites (later Hanema) trouwde met Antsje Sybrens. Zij was een dochter van Sybren Rienx, die vanaf 1708 (samen met Trijntje Tietes) eigenaar is van de helft van de boerderij. Vanaf 1718 is Sybren Rienx er ook zelf boer. Beide waren aangeduid als papist, dat wil zeggen katholiek. Trijntje Tietes komen we ook tegen bij De Blink (RSC-35), waar haar familie eveneens bezit had.

Na 1738 heeft vererving plaatsgevonden. Lolke Hoites is dan nog boer te Roordahuizum en erft via zijn vrouw tweeëntwintig pdm land te Flansum. Vanaf 1778 maken de kohieren melding van ‘2 plaatsen en huyzinge’ met één stem. Vermoedelijk vond kort daarvoor de splitsing in twee afzonderlijke bedrijven plaats. Jacob en Hendrik Lolkes (zonen van Lolke Hoites) bezaten landerijen te Flansum, maar het eigendom raakte versnipperd door vererving.

In 1805 werd Hoyte Hendriks (zoon van Hendrik Lolkes) boer. Hij was getrouwd met Japke Oenes van Wijtgaard en nam in 1811 de achternaam Hanema aan, waarschijnlijk naar de Hania boerderij te Roordahuizum waar ze boer zijn geweest. Hoyte Hendriks Hanema blijft hier boer tot 1853.

Boerderij afgebrand en herbouwd

In de serie artikelen ‘Yn de omkriten van de Snitser Aldfeart’ (Friesch Landbouwblad 1947/1948) werden boerderijen in de omgeving beschreven. Deze bron meldde het afbranden van de boerderij in mei 1851, en ook dat Hoyte Hendriks Hanema hem heeft herbouwd. Vermoedelijk was dit de stelp die er anno 2021 nog staat. Oude kadastrale kaarten doen vermoeden dat de afgebrande boerderij een kop-hals-romp met uitbouw was.

Na Hoyte Hanema kwam zijn zoon Lolke op de boerderij. In de hiervoor genoemde serie artikelen kwam Lolke ook voor. Hij stond bekend als een ‘nuver man’. Over hem deden verhalen de ronde van ontmoetingen met geesten en de duivel, die ’s nachts verscheen als een oude boer met een hoge hoed. Volgens overlevering ging het dan tekeer, alsof er ‘bolstienen troch de groppen rôlen’. Knechten durfden ’s nachts niet bij de beesten te waken. Mooie volksverhalen, kenmerkend voor die tijd.

Lolke Hanema bleef vrijgezel en overleed in 1863, waarna er op 4 mei 1864 boelgoed gehouden werd bij zijn sterfhuis. Er werden niet alleen vee en boerengereedschappen, maar ook ‘meubelen en huisgeraden’ bij opbod verkocht. Genoemd werden ook ‘vier zijden uitmuntend gerookt spek en rookvlees’. Men zal regelmatig op de boerderij hebben geslacht, want slagters gereedschappen werden eveneens te koop aangeboden.

De volgende boer werd zijn broer Hendrik Hanema, die trouwde met Akke Schaafsma. Zij kregen vier kinderen: Jeltje, Japke, Gooitske en Hoyte. Dochter Jeltje Hendriks Hanema (1854-1935) trouwde in 1879 met Age Durks Haringsma (1836-1926): zie RFC-42.

Tegenslag door longziekte in de veestapel

Zoals vele boeren in zijn tijd kreeg ook Hendrik Hanema te maken met de besmettelijke longziekte in zijn veestapel. In de krant stond de mededeling van de burgemeester van Rauwerderhem, dat: ‘den 31 Julij 1878 te 10 uur des voormiddags publiek zal worden verkocht op het erf van H. Hanema te Flansum, het vleesch en de huiden van 16 koeyen, onteigend als verdacht van longziekte’.

Zoon Hoyte Hendriks Hanema had geen ambitie om boer te worden, vestigde zich in Rauwerd als steenhouwer en overleed op jonge leeftijd. In 1889 hield Hendrik Hanema boelgoed. Vervolgens heeft hij de boerderij een paar jaar verhuurd aan Grietinus Beetstra. Eigenaar Hanema overleed in 1893 en een paar jaar later volgde de verkoop, waarmee er een einde kwam aan de periode Hanema.

De familie Van der Velde

In 1895 kocht Pier Eiles van der Gaast uit Oosthem de boerderij. Zijn dochter Geeltje, getrouwd met Ruurd van der Velde, kwam op de boerderij. Na het overlijden van Ruurd keerde zijn weduwe terug naar haar oude omgeving. Ze verhuurde de boerderij, onder andere aan neef Catrinus van der Velde, met de bepaling dat de huur kon worden opgezegd zodra haar zoon Pier oud genoeg was om zelf te gaan boeren. Aldus geschiedde en zo kwam Pier van der Velde in 1925 op de boerderij. Hij werd in 1954 opgevolgd door zoon Ruurd van der Velde.

Herinneringen van Ruurd en Anneke v/d Velde

Vroeger ging alles over het water, want Flansum was heel lang moeilijk bereikbaar voor voertuigen. De melk werd met de melkboot opgehaald en de turf voor de kachel kwam met de praam vanuit Rauwerd. In de oorlog waren er evacués op de boerderij. In de nadagen van de oorlog moest vader Pier, zoals vele andere boeren, helemaal naar Lemmer om zijn paard in te leveren. Dat paard kreeg sokken aan, omdat het niet op hoefijzers stond. Vervolgens maakte Pier de afspraak met de Duitsers dat hij het beest onderweg bij een smid zou laten beslaan. Maar bij Hommerts verdween hij, ging naar een neef op een afgelegen boerderij en verborg daar zijn paard. Hier zouden de Duitsers voorlopig niet komen, want zo’n beetje alle landerijen stonden onder water. Het liep inderdaad goed af. Het boerenwerk veranderde en in de jaren ‘60 werden de paarden vervangen door trekkers.

In de zomer van 1992 hebben zij de boerderij overgedaan aan hun dochter Antje van der Velde, getrouwd met Hoyte Haringsma. Samen hebben zij hier het boerenbedrijf uitgeoefend tot 2020 (?)

Situatie 2021: Adres Flansum 1. Gebouw-functie:

Bronnen: Stemkohier 1640, Boek ‘Flânsum’ door Sjoke Brunia-de Wolff (met gegevens van Ype Brouwers), www.hisgis.nl