Huisterp pleats bij Flansum

Gesloopte boerderij aan Learewei – Rauwerd SC-28

Ligging en grootte

Oude boerderij op een huisterp, gedurende de 18e eeuw met 32 pdm land. Erf met boomwal nog aanwezig; boerderij afgebroken tijdens de ruilverkaveling.

Eigenaren tot 1640

Oorspronkelijk behoorden de landerijen bij het bezit van het klooster te Nes (bij Akkrum). Op de nabije terp Laerd was een zogenaamd monnikhuis of uithof gevestigd. Na de reformatie van 1580 verviel het eigendom aan de Friese overheid. Het stemkohier van 1640 vermeldt daarom bij eigenaar: ‘Stem 28 cloosterlanden’.

Eigenaren na 1640

De boerderij is in 1644 door de Provinciale Staten van Friesland verkocht, vermoedelijk aan ‘de adel’, vanwege het stemrecht dat er bij hoorde.

Hypothese: oorspronkelijk een kloosterboerderij met 97 pdm, wat een gebruikelijk oppervlak was. In de loop van de 17e eeuw is 65 pdm afgesplitst voor het stichten van naastligger RFC-43. De oude boerderij (op hoogwaardige kleigrond) ging daarna verder met 32 pdm.

Eigenaar in 1698 was jonkheer Tjalling Homme van Camstra. In 1738 bezat mevrouw L.C. van Hiemstra (vermoedelijk ook adel, of een nazaat) alleen nog het hornleger (het erf), wat voldoende was om het stemrecht te mogen uitoefenen.

In 1768 is de grietmansfamilie Eysinga eigenaar van het hornleger met stem. De landerijen zijn dan in het bezit van de kerk van Rauwerd, die daarvan later (vermoedelijk in 1814, omdat er toen een nieuwe kerk werd gebouwd) de helft verkocht aan Sytze Jelles Roorda. Dat deel bleef vervolgens lange tijd in eigendom bij de familie Roorda en hun nazaten.

De familie van der Weide

In 1838 is de familie Jorna nog eigenaar van de helft van de landerijen en de boerderij, die ze hadden verhuurd aan Minne Boersma (afkomstig van naastligger RFC-43). Na hem komen als gebruiker Antje Jans Jorna, getrouwd in 1847 met Doede Gerbens van der Weide. Haar grootvader van moederskant was de genoemde Sytze Jelles Roorda.

Na het overlijden van Doede van der Weide vond er in 1889 een nieuwe verdeling plaats. De kerk kreeg 20 pdm land bij de tochtsloot (richting zuid) en de familie Van der Weide de huizing met 15 pdm in de directe omgeving. Dit deel werd later verkocht aan Klaas Feites de Haan te Irnsum, die de boerderij met bijbehorend land gedurende drie jaar verhuurde aan de familie Radersma.

De naam Van der Weide is, met een korte onderbreking, meer dan 100 jaar aan deze boerderij verbonden geweest. Na Doede v/d/ Weide kwam Doeke v/d Weide en als laatste (na 3 jaar Radersma) had Meinte v/d Weide hier zijn boerenbedrijf.

Meinte van der Weide bleef ongetrouwd en had geen opvolger. Na zijn overlijden in 1957 werd boelgoed gehouden. Daarna waren de laatste gebruikers achtereenvolgens de families Tjassing en Schuttebeld.

Toen eind jaren zestig de ruilverkaveling kwam, is de boerderij gesaneerd. Het land werd herverdeeld en gevoegd bij nabij gelegen boerderijen. De huizing was al erg oud en niet meer bij de tijd. Het verschijnsel woonboerderij kende men nog niet, zodat sloop het meest voor de hand lag. Daarom is de bouwvallige boerderij in 1966 afgebroken.

Beschrijvingen van de verdwenen boerderij

De historie van oude boerderij was lang geleden al zo bijzonder dat er aandacht aan werd geschonken. Klaas Uilkema, de bekende pionier op het gebied van boerderij onderzoek beschreef de boerderij reeds in 1916, in zijn boek ‘Het Friesche boerenhuis’. Hij was vooral gefascineerd door de vroegere zomerwoning, die toen nog grotendeels intact was.

De tweede beschrijving stond in de serie verhalen ‘Yn de omkriten fan de Snitser Aldfeart’ (Fries Landbouwblad 1947/48). Een fragment: ‘hwannear men yn it bûthús is, sjocht men der twa bedsteden, ien boppe en ien midden yn it bûthús, se wurde nou net mear foar dit doel brûkt. De lytse kouwerútsjes yn heale moanne foarm jouwe ek al net te folle ljocht. It plak fan it lyts bûthús hat yn earder tiid tsjinst dien as simmerwente en it waerd, doe’t de boeren sels noch bûter en tsiis makken, ek brûkt foar de tsiismakkerij. Yn de muorre nei de skuorre ta, sit noch in gat mei in houten skúf der foar, dit wie it gat, hwer it waei, dat oerbleau fan de tsiismakkerij, troch moast om yn de tonne, dy’t yn de skuorre stie, te rinnen’. Het verhaal eindigt met de constatering: ‘it âlde hûs stiet op in terpke, hwat fan fierren in moai oansjen jowt‘.

Situatie 2021: erf met boomwal nog aanwezig, boerderij gesloopt in 1966.

Bronnen: Boek ‘Flânsum’ door Sjoke Brunia-de Wolff, www.hisgis.nl