Zathe De Lear bij Flansum

Monumentale boerderij Rauwerd FC-42

Langhuis op huisterp

De zeer oude boerderij, die in 1640 echter geen stemrecht had, staat op een huisterp. Het huidige gebouw is een van de oudste boerderijen in Friesland. Na de reformatie (van 1580) werden hier geheime katholieke erediensten gehouden.

Eigenaren vóór 1640

De terp Laerd (Laard), waarop de boerderij staat, behoorde vroeger aan het klooster Nes bij Akkrum. Dit klooster bezat veel grond in het Boorn-gebied, waar onder een aanzienlijk complex vruchtbare landerijen in deze omgeving. De eerste vermeldingen dateren uit 1480 en 1505, met een opbrengst van 70 Hoornse guldens van ‘Dyrck op de Laert’. Een hoge huur in vergelijking met de beide kloosterboerderijen in Irnsum, maar het ging dan ook om een groot oppervlak.

In het Register van den Aanbreng uit 1511 komt ‘Dirck oppe Laerd’ ook voor. Hij gebruikt dan ‘112 pdm aan fennen, meden, leeghlant en saedlant van de Heeren van Nes en Tiepke. Marten oppe Laerd gebruikt 44 pm fennen, meden en leeghlant van landheer Ede Jongema’. (Fennen waren de weidlanden en meden of mieden de hooilanden. Leeghlant was laaggelegen land met weinig opbrengst. Saedlant was daarentegen geschikt voor akkerbouw)

In 1580 wordt Friesland protestants en gaat het kloosterbezit, waaronder landerijen en boerderijen, naar de overheid cq de Staten van Friesland. Een register uit 1606/1607 vermeldt de opbrengsten van het voormalig kloosterland, waaronder te Laerd: ‘Claes Gerryts gebruikt 50 pond land, Oedts Sybrandts weduwe ook 50 pond en Pouwel Jacobs 25 pond, zijnde ’t rest van Lardt’. Klooster Nes bezat hier dus minimaal 125 pdm land. In 1639 verkochten de Staten daarvan 65 pdm, op dat moment in gebruik bij Claes Pieters.

Claes Pieters pachtte zathe de Lear. Het is goed denkbaar dat de naam van deze boerderij te maken heeft met de terpnaam Laerd, die verschillende schrijfwijzen kende: Laard, Laert, Lardt, Leert, Leerd. Zo kan de oude terpnaam Lawerd uiteindelijk zijn verbasterd tot Lear, maar hiervoor is geen bewijs. Volgens een andere theorie zou de naam De Lear een verwijzing zijn naar de katholieke leer…

Van langhuis naar stelp

Het oorspronkelijke gebouw was een langhuis. Er is veel geschreven over deze monumentale boerenhuizinge, o.a. door Klaas Uilkema. Hij was de pionier op het gebied van boerderij onderzoek en kwam hier al foto’s maken in het begin van de 19e eeuw. In de constructie is het oude langhuis nog goed te herkennen, met ‘foarhús, mulhús en bûthús’. Vanouds stond de hooiberg ernaast. Daar werd later de grote schuur overheen gebouwd, om alles onder één dak te brengen. In afwijking van het gangbare staat de grote schuur hier overdwars, zodat ook de uitgebouwde melkkelder onder het dak kwam. Het getal 1663 op een deurkozijn zou volgens Uilkema verwijzen naar het jaar van de ombouw, van langhuis naar stelpvorm.

Bewoner Jan Brandse vermoedt dat het voorhuis veel ouder is, mogelijk zelfs uit ongeveer 1580, vanwege het gebruik van kloostermoppen. De vertrekken waren oorspronkelijk lager en de voorgevel werd in 1832 vernieuwd.

De dakconstructie bevat nog oeroude elementen, zoals twee binten (groubynten) van eikenhout. Uilkema beschreef reeds dat ze waarschijnlijk afkomstig zijn van de hooiberg, toen die plaats moest maken voor de schuur. Twee andere binten zijn van Amerikaans grenen, waarschijnlijk uit de zeventiende eeuw. De eiken binten staan op relatief hoge klippen; mogelijk omdat de hergebruikte balken iets te kort waren. De gemetselde klippen zitten slechts ca. 40 cm in de grond, maar ze zijn wel heel breed. [nog toevoegen houtonderzoek door Paul Borghaerts]

De familie Haringma

Toen de boerderij in 1639 door de Staten van Friesland werd verkocht was Claes Pieters hier boer. In 1671 was Jacob Claeses gebruiker. Tot zover was de opvolging via de mannelijke lijn verlopen, maar van Claes Jacobs is alleen een dochter bekend. Deze Sibbeltje Claeses, geboren rond 1700, trouwde in 1720 met Ulbe Durks. Uit hun trouwakte blijkt dat hij zich toen Harinxsma noemde. Hiermee zijn we bij de voorouders van de familie Haringsma gekomen.

Ulbe Durx was bij zijn trouwen boer op SC8 te Irnsum. Sibbeltje zal bij hem ingetrouwd zijn en ze kregen twee kinderen: Durk in 1721 en Eelk in 1722. De echtelieden zijn kort na elkaar overleden; Sibbeltje in 1723 en Ulbe in 1726.

Zoon Durk Ulbes zou zijn grootvader Claes Jacobs opvolgen als boer op de Lear. In 1759 trouwde hij met Trijntje Ages de la Roos uit Poppingawier. Durk Ulbes was boer op de Lear tot ongeveer 1780. Ze kregen een zoon Klaas Durks Haringsma. Na het overlijden van Durk Ulbes hertrouwde Trijntje met Frans Klazes. Hij werd de volgende boer, vanaf ongeveer 1784 tot 1822. Frans Klazes nam in 1811 de achternaam Van der Leer aan, maar omdat hij geen kinderen naliet verdween deze naam ook weer.

Vervolgens werd Klaas Durks Haringsma gebruiker en ook eigenaar van de Lear. Hij trouwde in 1800 met Gerbrig Hindriks Haringsma (mogelijk een nicht of achternicht). Klaas en Gerbrig woonden eerst in Poppingawier, waar hij land uit familiebezit gebruikte. Daarnaast hadden ze een boerderij in Oosterend van Gerbrig haar familie, plus een erfdeel van de boerderij de Lear. Wanneer stiefvader Frans Klazes te oud is voor het werk op de boerderij, komen Klaas en Gerbrig er zelf wonen. Hij slaagde erin bijna al het land wat oorspronkelijk bij de boerderij hoorde in eigendom te krijgen Na zijn dood in 1834 erven de kinderen: Hendrik, Sibbeltje, Durk, Marijke, Trijntje en Feikje elk een zesde deel.

Zoon Durk Klazes Haringsma werd de nieuwe boer en ook hij slaagde erin zijn broers en zusters uit te kopen. Durk Klazes Haringsma kwam in 1854 te overlijden. Tot aan het overlijden van zijn weduwe Antje Ages Engwerda in 1878 bleef de boerderij in stand. Toen moest hij opnieuw door de erfgenamen worden verdeeld. Dat waren Klaas, Elisabeth, Age, Gerbrig, Harmen en Eke.

Vervolgens hebben deze zes kinderen geloot wie de boerderij zou krijgen. Die ging naar de oudste dochter Elisabeth Haringsma, die met Pieter Douma uit Poppingawier was getrouwd. De landerijen werden over alle erfgenamen verdeeld en zo ging de boerderij ‘uit elkaar’. Het was een moeilijke tijd, crisis in de landbouw en lage opbrengsten, waardoor Liesbeth en Pieter er niet in slaagden de weilanden terug te kopen. Wel hebben ze hier nog lang gewoond en zijn hier ook oud geworden.

Age Durks Haringsma (een van de zes genoemde kinderen) vertrok vanuit de ouderlijke boerderij naar Irnsum. Daarna kon hij op Abbingawier (Irnsum SC7) een boerderij huren en vervolgens ook kopen. Age Durks trouwde in 1879 met Jeltje Hanema van Flansum, afkomstig van SC30 te Flansum. Hun zoon Durk Haringsma trouwde in 1914 met Ymkje Roorda en zij werden boer op SC32 te Flansum. Vele jaren later werd Hoyte Haringsma boer op SC30 te Flansum, waar zijn vrouw was opgegroeid.

Latere bewoners van De Lear

Na de laatste Haringsma hebben Jeen Lolkema (omstreeks 1948) en Wietse Nijdam (omstreeks 1955) hier geboerd, maar er was nog maar weinig land bij de boerderij. Vanaf 1957 tot 1972 woonde de familie Hooyenga in het voorhuis. Hedzer Hooyenga was onder andere melkvaarder, en bracht de melk van de boeren in de omgeving met de boot naar de zuivelfabriek. Het bedrijfsgedeelte van de boerderij kwam in handen van Bonne Hylkema.

In 1972 kwamen Jan en Nel Brandse vanuit Amsterdam. Ze kochten een bouwval, met gaten in het dak en omgevallen muren, maar dat deerde hen niet. Ze kozen voor de bijzondere plek en hebben met eigen handen het historische gebouw in zijn oude luister hersteld. Dankzij hun inspanningen is deze boerderij bewaard gebleven.

Situatie 2021: gerestaureerde woonboerderij, Learewei 20.

Bronnen: Stemkohier 1640, Boek ‘Flânsum’ door Sjoke Brunia-de Wolff, wwww.hisgis.nl