Woonboerderij te Flansum

Stelpboerderij te Flansum – Rauwerd NB-30

Grootte en ligging

Boerderij met gedeeld stemnummer. Is kort voor 1778 met 41 pdm land afgesplitst van boerderij SC-30 aan de overzijde van de weg. Was tot 1971 in gebruik als boerenbedrijf.

Eigenaren na 1640

De oudste vermelding van deze boerderij in de Leeuwarder Courant is van 29 oktober 1796: ‘te koop een zathe en landen met nieuwe sterke huizinge, schuur en hoving te Flansum, groot 41 pm greidland, bij wijlen Meinte Foekes als eigenaar in gebruik’.

Meinte Foekes (ook genoemd bij de Heloma pleats RFC-43) had deze boerderij destijds gekocht voor zijn dochter Fookeltje en haar man Douwe Rintjes. Uit het archief van 1782 (RA RAU U10 549) blijkt dat Meinte Foekes en Lykeltje Willems, echtelieden, huislieden onder Rauwerd, voor f 17.000 in het krijt stonden Rienk Sybrens en Pytrik Jans aldaar, vanwege aankoop van een sate.

Het ging Fookeltje Meintes en Douwe Rintjes niet voor de wind. Douwe kwam al snel te overlijden en Fookeltje verkoopt in 1791 (RA RAU U10 615) ‘alle mijne levendige have, huismanne reuw en gereedschappen, sampt meubelen en huisgeraden’ aan vader Meinte, teneinde de verschuldigde landhuur over de jaren 1785 tot 1790 te kunnen voldoen.

Vervolgens kwam de boerderij in bezit van Jentje Heeringa, boer op De Blink (RSC-35), waarvan zijn moeder op dat moment eigenaar was. Weer gaat het mis. Jentje Heeringa maakte er, populair gezegd, een potje van. In de verkoopakte uit 1812 wordt vermeld dat de koopsom niet aan de eigenaar maar aan de hypotheekhouders betaald moest worden. Als voogd over de minderjarige zoon van Meinte Foekes werd hij uit de voogdij gezet. Jentje was ook kerkvoogd, een eervolle functie, maar werd ontslagen omdat hij geen rekening en verantwoording van zijn handelen had gegeven.

De periode Van der Goot 1812-1895

In 1812 koopt Sytse Jelles Wiersma uit Roordahuizum de boerderij, aanvankelijk voor eigen gebruik. Al gauw nemen zijn dochter Wimke Wiersma en schoonzoon Jetse van der Goot de bedrijfsvoering over. De familie Van der Goot blijft hier vrij lang boeren, tot zoon Auke Jetses van der Goot in 1895 groot boerenboelgoed houdt. Het is interessant om te lezen wat er zoal geveild werd: ‘kapchais, beslagen hooiwagen, kaaspers, gierbak, kruiwagen, karn met 4 koperen hoepen, 30 koperen aden, 10 koperen emmers, 8 boonemmers, tieme, koekmolen, enzovoort’. Het land komt voor 1 jaar te huur en in september 1895 staat er een advertentie in de krant: ‘verkoop van de vruchtbare greidplaats op Flansum, laatst bij mede eigenaar A.J. van der Goot in gebruik’.

De periode Boltjes 1895-1927

In 1895 koopt ene mejuffrouw Boltjes de boerderij. De huurders waren de gebroeders Rypkema, waarvan Jan (tot mei 1940) de latere boer was. Na het overlijden van mej. Boltjes verkochten haar erfgenamen de boerderij in 1927 aan Oebele Olivier, afkomstig uit Goutum.

De periode Dotinga 1927-1971

In 1940 komen Olivier’s dochter Akke en haar man Feike Doting op de boerderij. Zoon Oepie Doting vertelt: “Mijn ouders kwamen hier in de dagen dat de Duitsers net Nederland binnen waren gevallen, zodoende was alles in rep en roer en was er geen veeauto te krijgen. Heit en mem kwamen van een kleine boerderij in Boksum en besloten de koeien dan maar zelf over de weg hier naar toe te drijven”. Zijn broer Sikke was al een jaar of elf en kon meehelpen.

Vanouds verhuisde men op 12 mei naar een andere boerderij of andere betrekking, en dat viel ditmaal op een zondag. Het werd druk op de weg; zelfs in het kleine Flansum was het een komen en gaan van mensen en dieren. De familie Doting kwam en de familie Brandsma ging. Zij hadden tijdelijk op de boerderij van Van der Velde gewoond, maar konden in Blauwhuis een nieuw bedrijf huren. De oude arbeiders die het zagen, vertelden later dat de koeien die gingen “noch al hwat better wienen dan dy’t kamen”.

Herinneringen en mooie verhalen

Als Oepie Doting terugdenkt aan vroeger komen er allerlei verhalen naar boven, zoals die keer dat Sikke met paard en wagen op weg was naar huis en ineens twee paardenkoppen naast zich zag verschijnen. Hij dacht dat Ruurd van der Velde met zijn twee zwarte Friezen hem wilde inhalen. Dat mocht natuurlijk niet gebeuren en hij zette zijn paard nog eens extra aan. De Friezen daverden hem voorbij, maar géén Ruurd op de wagen. De paarden waren er namelijk vandoor gegaan op het moment dat de boer het hek dicht deed. Vrijwel direct nadat ze op hol waren geslagen “bedarre it hiele spul yn de sleat”.

Nog een mooi verhaal: Arbeider Hendrik Weiland moest een keer een hokkeling uit het weiland achter het Streng halen. Oepie mocht als kleine jongen wel even mee, om aan te jagen. Het hokkeling was rustig en liep gedwee achter Hendrik aan, zodat deze dacht: “Ik maak hem even aan mijn riem vast, dan kan ik een sjekje draaien”. Dat verliep prima, totdat ze bij het hek kwamen Hendrik dat open wilde maken. Het hokkeling schrok, schoot onverwacht naar voren en trok in één beweging Hendrik met zich mee, de sloot in.

Feike Doting en later zijn zonen Sikke en Oepie hebben hier geboerd tot 1971, toen de kleine boerderij als gevolg van de ruilverkaveling werd gesaneerd. De gebroeders Sikke en Oepie Doting zetten hun boerenbedrijf voort op de Learewei (RFC-43), waar Gabe Hellinga was gestopt. Nadat de familie Doting was vertrokken werd de oude stelp een woonboerderij. Inmiddels is het gebouw opgedeeld in twee afzonderlijke woningen.

Situatie 2021: Adres Flansum2 + 2 A. Woonboerderij sinds 1971.

Bronnen: Boek ‘Flânsum’ door Sjoke Brunia-de Wolff (met gegevens van Ype Brouwers), www.hisgis.nl