Van Heloma State bij Flansum

Stelp aan Learewei – Rauwerd FC-43

Ligging en grootte

Relatief jonge boerderij, gesticht op voormalig kloosterland. Vanaf 1700 vermeld in de Floreenkohieren met 65 pdm land. De stelp is gebouwd in 1871.

Eigenaren tot 1640

De boerderij staat niet op een verhoging (huisterp) en is van latere oorsprong dan de omliggende boerderijen. In het stemregister van 1640 komt hij nog niet voor. Het bijbehorende land was in de middeleeuwen van het klooster te Nes (bij Akkrum) en verviel na de reformatie van 1580 aan de Friese overheid.

Eigenaren na 1640

De Provinciale Staten van Friesland verkochten in 1644 het voormalig kloosterland, groot 65 pdm. Vermoedelijk aan secretaris Keympo Bruynsma, want diens erven waren in 1700 eigenaar.

Deze boerderij moet in de 2e helft van de 17e eeuw zijn gesticht, omdat hij in 1698 met nummer 43 in de floreenkohieren is vermeld. Op de plek van de huidige stelp zal voorheen al een voorganger hebben gestaan.

Hypothese: de laag gelegen landerijen zijn afgesplitst van naastligger RSC-28. Door het gebruik van een windmolen kon de opbrengst zodanig toenemen dat er ruimte kwam voor een nieuwe boerderij. Op de Eekhoff kaart uit 1849 staat de watermolen naast het erf.

Familie Boersma eigenaren en gebruikers

Vanaf 1718 (of eerder) heeft de familie Meinte Foekes (hun nazaten heten Boersma) hier geboerd, eerst als huurder en later als eigenaar. In 1727 kopen Meinte Foekes en Fokel Ruppers te Rauwerd 15½ pdm in de door hen gebruikte sate en in 1740 nog eens 15 pdm. De boerderij blijft meerdere generaties in de familie.

Meinte Foekes kocht ook de boerderij RNB-30 voor dochter Fookeltje en haar man Douwe Rintjes. In 1798 verkoopt deze Fookeltje Meintes (als weduwe), haar erfdeel van 1/5 in de 61 pdm aan Hidde Joostes Halbertsma, bakker te Grouw en vader van de later zo bekend geworden gebroeders Halbertsma. Op dat moment hadden de nazaten van zoon Wieger Meintes, Rintje en Jetske Klazes, nog 5 pdm in bezit. De familie Boersma boert achteruit en Foeke Meintes verkoopt (rond 1800) zijn deel aan zuster Antie Meintes en haar man Hans Wybes Witteveen.

De andere zonen Minne en Jan Meintes Boersma gebruiken hun deel van het land bij de naastgelegen boerderij RSC-28, die zij dan huren.

Steenfabrikant Yde de Haan wordt eigenaar

Na het overlijden van Hans Witteveen, komt de boerderij in bezit van Yde de Haan (zie ook: RSC-34 te Flansum). Huurder is Sake Engwirda. Later erft Anne Haan de boerderij. Hij verhuurt hem aan Jacobus Brouwer, die in 1894 met zijn hele gezin naar Amerika vertrekt, om daar zijn geluk te beproeven. Anske Siebenga was hier boer tot 1910.

Stelp gebouwd in 1871 door J.R. Nijdam

De imposante boerderij met hoge opkamers, daaronder een kelder voor de zuivelbereiding, werd gebouwd in de tijd dat het de boeren nog voor de wind ging. In de stal was plaats voor 30 koeien in de lange rij plus 10 in het ‘lyts bûthûs’ aan de achtergevel. Na de landbouwcrisis ontstonden de zuivelfabrieken (die van Irnsum in 1888) en werd de melkkelder overbodig.

De architect was Jacob Ruurds Nijdam, geboren op de dichtbij gelegen boerderij RSC-27. In april 1871 vraagt hij per advertentie timmerlieden en datzelfde jaar trouwt hij en neemt hij een timmerbedrijf over in Irnsum. Alles duidt er op dat het bouwen van deze boerderij zijn eerste grote project is geweest.

De periode van de familie Hellinga

In 1910 kwamen Pieter Sytzes Hellinga (1883-1974) en Antje Geerts Sinnema (1882-1933) vanuit Roordahuizum als nieuwe huurders op de boerderij, die toen in eigendom was bij de familie Van Heloma.

Pieter Hellinga koopt de boerderij in 1959 en komt met de verkopers overeen dat hij hun familienaam er blijvend aan zal verbinden. Op de voorgeven verscheen de naam ‘Van Heloma State’ en achterop liet hij een aantal rode dakpannen vervangen door zwarte, zodanig dat zijn initialen PSH op groot formaat in het dak stonden.

Zoon Gabe Hellinga (1920-1994) en zijn vrouw Tine Voolstra werden in 1955 de opvolgers. Weduwnaar Pieter Hellinga woonde aanvankelijk bij hen in, evenals als zijn nog ongetrouwde zoon Wopke. Beiden vertrokken naar de boerderij Ludringa (ASC-42) aan de Boorn bij Irnsum, die Wopke Hellinga vervolgens van zijn vader zou overnemen.

Herinneringen van de kinderen

De ouderlijke boerderij was vooral erg afgelegen: “We moesten lopend naar de lagere school in Rauwerd, over de sintelreed en vervolgens door de weilanden voordat we op de Flânsumerdyk waren”. In die tijd bepaalde het geloof welke kan je uit ging. De katholieke kinderen van Flansum liepen door de weilanden naar Irnsum. “Later gingen we naar de openbare school in Irnsum, via het door heit aangelegde paadje van één tegel breed naar het al bestaande korte stukje Learewei. Het was een hele kunst om er met de fiets op te blijven. Heit Gabe mocht graag lezen en hij had veel boeken. Er kwamen steeds meer, totdat de plank het begaf en al het mooie porselein eronder sneuvelde”.

Als boer ging Gabe Hellinga op vrij jonge leeftijd rentenieren, een keuze ingegeven door de nieuwe agrarische ontwikkelingen van dit gebied. In 1971 deden ze afstand van de boerderij en via de ruilverkaveling kwamen de broers Sikke en Oepie Doting (van RNB-30) van Flansum naar het grotere bedrijf aan de Learewei. Na het overlijden van zijn broer in 1995 was Oepie Doting hier alleen boer.

Situatie 2021: adres Learewei 3. In gebruik als boerenbedrijf bij Doting.

Bronnen: Boek ‘Flânsum’ door Sjoke Brunia-de Wolff, www.hisgis.nl