In vrijwel alle huizen aan de oude dorpsstraat (Rijksweg) heeft bedrijvigheid plaatsgevonden. Zelfs in de doopsgezinde pastorie! In dit grote huis @146 (ook van de hand van architect Jacob R. Nijdam) verborgen dominee Keuning en zijn vrouw in de laatste oorlogsjaren onderduikers. Ze verzorgden ook evacués en hadden op de zolder een klein hospitaal ingericht. In 1957 kocht Klaas van der Hooft de pastorie, om hem te gebruiken als woning met schilderswinkel en -werkplaats.

In het kleine huis @99 met het karakteristieke geveltje was de smederij van Douwe Bovenga. Hij maakte o.a. nieuwe hoepels voor houten wagenwielen en fabriceerde schaatsen. Later had Moeke Slager er een winkeltje in huishoudelijke artikelen.

De doopsgezinde kerk (Fermanje) uit 1684 stond niet aan de dorpsstraat maar een eindje achter de reguliere bebouwing. Dat was gebruikelijk voor schuilkerken. Via een lange, smalle steeg kon men naar binnen. Het kerkgebouw @138 is fraai gerestaureerd en met zijn prachtige orgel, gebouwd door Bakker en Timmenga, een bezichtiging meer dan waard. De gebrandschilderde ruiten met de namen van “Jacob Jentjes tot Yrnsum ende Hijlck Jurjens syn huisvrouw” zijn verdwenen.

Izaäk Mulder was de eerste doopsgezinde dominee in loondienst. Mulder bleef ruim 40 jaar op zijn post en bracht de doopsgezinde gemeente tot grote bloei. Dat was in het midden van de 19e eeuw.

Een van de gedenkstenen in het grasveld vóór de Fermanje is van Nicolaas Arnoldus, de oudste zoon van Folkert van Loon. Hij werd maar negen jaar. De dichtregels zijn van Rhijnvis Feith, een bekende schrijver uit de 18e eeuw. De andere zerk is van kunstschilder Pieter Schick (overleden 1683) en zijn vrouw Petronella Nobel. Vermoedelijk werden zij begraven in de Mauritiuskerk, maar over hun relatie met Jirnsum tasten we in het duister…

Route Zuid: vertelpunt 8