Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

Boer en bestuurder Doeke Thomas Pasma (1846-1920)

Gedurende de periode 1895-1915 was Doeke Pasma de ongekroonde koning van het dorp. Net als zijn vader, had hij grote belangstelling voor de hetgeen er om hem heen gebeurde. Pasma was afdelingsbestuurslid voor de Friesche Mij van Landbouw, vele jaren raadslid en tenslotte wethouder van de gemeente Rauwerderhem. Als rentenierend boer te Irnsum werd hij al snel een man van aanzien, met talrijke bestuursfuncties.

Trijntje Nijdam 1847-1919

Doeke Thomas Pasma 1846-1920

Trijntje Nijdam
geboren 25-1-1847 te Haskerdijken
overleden 18-10-1919 te Irnsum


Doeke Thomas Pasma
geboren 17-4-1846 te Haskerdijken
overleden 20-1-1920 te Irnsum
Doeke Pasma trouwde op 10 mei 1868 in Haskerland met Trijntje Nijdam. Beiden kwamen van Haskerdijken en waren doopsgezind. In 1869 werden ze boer op de familiepleats aan de Hegedyk onder Rauwerd. Vermoedelijk was de boerderij eigendom van Fokje Fokma en haar twee broers. Doeke's oudere zuster Jeltje Pasma en haar man Jan Doekes Fokma, die daar negen jaar hadden gewoond, vertrokken toen naar een boerderij in Roordahuizum.

De ouders van Doeke Thomas Pasma

Doeke Pasma was een zoon van Hendrik Franzes Pasma (1813-1891), boer te Haskerdijken en lid van verdienste van de Friesche Maatschappij van Landbouw. Dat dankte hij ondermeer aan zijn voortdurende inzet om de zuivelbereiding op een hoger niveau te brengen. Hendrik Pasma was een van de eersten die naar het buitenland ging om nieuwe kennis op te doen over het boter maken. In 1879 kwam hij met een aantal andere boeren naar de Drie Romers te Roordahuizum, om het Friesch Rundvee Stamboek op richten.


Verder was Hendrik Pasma wethouder van Haskerland en lid van de Provinciale Staten van Friesland.

Het eerste jaar na hun trouwen in 1837 woonden de ouders van Doeke Pasma in Irnsum. Daarna verhuisden ze naar een boerderij te Haskerdijken. Hier kregen ze zes kinderen, waarvan vijf boer werden of met een boer trouwden.

Hendrik Franzes Pasma
Fokje Jans Fokma
Pybinga State op Kerkeburen, vlak voor de afbraak
Doeke's moeder Fokje Fokma (1814-1894) was afkomstig van Irnsum. Zij was een dochter van Jan Tjerks Fokma, boer op Pybinga State. Doeke is vermoedelijk vernoemd naar zijn overgrootvader Doeke Thomas Dotinga (1758-1845), die eveneens op Pybinga State heeft gewoond.

De ouders en familie van Trijntje Nijdam

Trijntje Nijdam was een dochter van Cornelis Hilles Nijdam (1804-1857) en Joukje Pieters Eenshuistra. Cornelis Nijdam, boer te Haskerdijken, was net als Hendrik Pasma actief in allerlei bestuursfuncties. Zijn voorouders hadden de bekende Nijdamstra State bij Irnsum bewoond.

Trijntjes broer Klaas Nijdam trouwde, eveneens op 10 mei 1868, met Menke Hoekstra, dochter van koopman Sjoerd Everts Hoekstra te Irnsum. Steven Nijdam, een andere broer, had een dochter die de naam Trijntje kreeg. Die trouwde in 1905 met Sybe Elderts Jansma, boer op Nijdamstra. Zo was de cirkel weer rond.

Doeke Pasma was boer aan de Hegedyk onder Rauwerd

Er is niet zoveel bekend over de periode dat Doeke Pasma boer was. Kennelijk heeft hij goed geboerd want hij kon al gaan rentenieren toen hij 47 jaar was. Eind 1893 hielden ze boelgoed op de boerderij aan de Hegedyk. De opbrengst van de roerende goederen (wagens, gereedschap, hooi, inboedel, etc) bedroeg bijna fl. 2.500. De levende have (24 koeien, 2 paarden, 2 varkens, 9 schapen, 15 lammeren, 7 drenthen, plus duiven en kippen) bracht fl 4.787,95 op. 

In mei 1894 vertrokken Doeke en zijn vrouw van de pleats aan de Hegedyk, om in Irnsum te gaan rentenieren. Hun plek werd overgenomen door Hendrik Pasma, de oudste zoon van Doeke's broer Jan Pasma.


Het grote renteniershuis

Doeke Pasma kocht het huis dat zijn oom Tjerk Jans Fokma (1805-1874) kort voor zijn overlijden had laten bouwen.

Op de foto zijn timmerman Klaas Aukes van Balen en zijn zoon bezig met onderhoud. Links is de grote schuur nog net zichtbaar.


Renteniershuis van Doeke Pasma, thans fam. Sienema

Doeke Pasma liet zijn huis verfraaien en zorgde onder meer voor een fraaie plafondafwerking, in de gang die het grote huis in tweeën deelt. Achter het huis, er tegen aan gebouwd, stond een hoge houten schuur met veestallen en hooiberging. Pasma was dan geen boer meer, maar nog wel vetweider.

De latere bewoner Jan Jans Fokma liet de grote schuur afbreken, omdat deze gammel was geworden. Dat gebeurde in 1925 door aannemer Eeuwe "Lytse Joege" Riemersma, die er voor in de plaats een stuk bij het huis aanbouwde.

Voorheen (tot 1873?) stond op deze plek een kop-hals-romp boerderij, die in de lengte richting langs de oude Himdyk (de weg door het dorp) was gebouwd. Thans staan op dit oude erf de huizen van Sienema (waar Pasma woonde), Elzinga en Hijlkema.

De hoge schuur van Pasma staat in het midden op onderstaande foto, die vóór 1915 is gemaakt. Links de RK kerk en rechts, nauwelijks zichtbaar, de wieken van de Nijdam molen.

Dorpsgezicht, op voorgrond de afgegraven terp

Een imponerende man die veel aanzien genoot

Tijdgenoten kenschetsten Pasma als een "imponerende figuur met een deftige vrouw”. Op zondagsmorgen wanneer hij met zijn Trijntje naar de "fermanje" liep was hij het allermeest in stijl. En dan was er menigeen die dit statige echtpaar even nakeek...

De latere ijsclub secretaris Gerben van der Goot schreef het volgende: "Pasma was een vriendelijke man en als hij zijn huis stond, kreeg elke passant een bijna eerbiedige groet. Vooral wanneer caféhouder & rijtuigverhuurder Eelke Postma, of diens stalknecht Johan Beukema, hem in de 'glêzen wein' naar een raadsvergadering reed, was Pasma zich van zijn waardigheid bewust. Dan zeiden de mensen: 'Dêr giet Doeke Pasma ek wer hinne'. De groet die hij dan vanuit de wagen bracht was afgestemd op het gewicht van de besprekingen die op het gemeentehuis gehouden zouden worden..."



Een man die grossierde in bestuursfuncties

Doeke Pasma was bijzonder actief op maatschappelijk terrein en zat in het bestuur van talrijke verenigingen. Zijn belangrijkste functie vond hij ongetwijfeld het wethouderschap van de gemeente Rauwerderhem. In die tijd betekende dat veel aanzien en status.

In 1896 werd H.B. van Slooten als nieuwe burgemeester (en opvolger van zijn vader) officieel geïnstalleerd door Pasma, als wethouder en loco burgemeester. Pasma zou wethouder blijven tot 1915.

In de periode van 1884-1915 was hij gecommitteerde (een soort bestuurslid) van de OBAS Verzekering. Verder was hij betrokken bij de Miedmolenpolder en in 1903 lid van de commissie die de "Blauwfeesten" organiseerde.

In 1901 vond de oprichting van de "Vereeniging tot Verbetering van het Paardenras Irnsum en Omstreken" plaats. Hiertoe werden aandelen uitgegeven en de penningmeester heette D.T. Pasma Hz. Bij de keuring van 18 onbekroonde tuigpaarden in 1911 was hij een van de juryleden.

Daarnaast is Doeke Pasma bestuurslid van de ijsclub geweest, tot 1915. Lange tijd heeft hij het secretariaat van deze vereniging gevoerd.

Toen in 1913 het 25-jarig bestaan van de melkfabriek werd gevierd, was het Pasma, die als voorzitter van het bestuur, zorgde voor het optuigen van een klinkend feestprogramma.

Homme van der Goot

Opvallend is dat talrijke functies van Doeke Pasma overgingen naar zijn dorpsgenoot Homme van der Goot. In de periode van 1915 tot zijn vroegtijdig overlijden in 1918 was v/d Goot wethouder, OBAS gecommitteerde, bestuurslid van de zuivelfabriek in het dorp en bestuurslid van de ijsclub.
 
Vóór Doeke Pasma was dorpsgenoot Jacob Reitsma de man geweest die dergelijke functies bekleedde.


Ook op de ijsclub drukte Doeke Pasma zijn stempel

Doeke Pasma werd secretaris (oftewel "skriuwer") op 26 november 1896 en is dat gebleven tot 1912. Het optreden van deze secretaris gaf wel wat een apart cachet aan de ijsclub. Misschien komt dat ook wel omdat hij de pen hanteerde in een erg belangrijke tijd van het bestaan van de ijsclub, toen voorbereidingen werden getroffen om een eigen eigen ijsbaan te krijgen. Op dezelfde dag dat Pasma bestuurslid van de ijsclub werd, kreeg de gemeente een nieuwe burgemeester, Hobbe Baert van Sloten. Op voorstel van Pasma bood de ijsclub hem het beschermheerschap aan, wat hij accepteerde.

Uit de notulen van de ijsclub blijkt dat Pasma gevoel voor humor had. In 1899 kreeg de ijsclub een nieuwe voorzitter. Dit was Hessel Hoekstra, een bekend winkelier die allerlei takken van sport beoefende. De secretaris schreef daarover: "Nu ik hoop en vertrouw dat ik schrijf uit uw aller naam wanneer ik zeg, ja Hessel, dit is net uw postje, aan zeilen doet gij, aan fietsen doet gij, de elf steden hebt ge op één dag per schaats bezocht, welk Irnsumer is dus zo’n baas als u, we stellen dus alle vertrouwen in u als nieuwe president van de IJsclub Irnsum".

Het slot van Pasma's notulen was vaak treffend, zoals op 28 november 1905:

Doeke Thomas Pasma

Trijntje Pasma-Nijdam
"Laat ik dan, mijne vrienden, eindigen met te wensen dat we eens een winter met mooi ijs mogen beleven en doorleven, dat het alle inwoners van onze dorpe in dien winter goed mogen gaan, zo ook de leden onzer club en dat het de vrijgezellen onzer club moge gelukken in den aanstaanden winter iets blijvends te zoeken, zo iets, ge vat mij, waar op ze in alle tijden met grote vreugde terugzien, ja zoiets, wat men noemt mijn vrouwtje, mijn tweede helft, mijn ---- , doch ik eindig: Geluk aan gij, adieu. Ik heb gezegd."


Onroerend goed, testament en nalatenschap

Nadat Pasma zich had teruggetrokken uit zijn openbare functies besloot hij zijn onroerend goed te gelde te maken. Op 30 september 1918 vond daartoe in café Bottema te Irnsum een "Publieke verkooping van Wei- en Hoolanden onder Rauwerd en Irnsum" plaats. Het betrof "de landerijen van den heer D.Th. Pasma Hz", totaal 10 percelen.

Twee van deze percelen waren "gedurende ruim 25 jaren aaneen door den heer K.B. Hijlkema te Irnsum beweid met vette koeien". Over een ander stuk weiland, de "Fladders" genaamd, liep "een algemeen voetpad van Irnsum naar Rauwerd".

Het totale oppervlak van deze landerijen bedroeg ongeveer 22 hectare, doch de provisionele biedingen bleven steken op fl. 10.462. Bij de finale verkoop, twee weken later in Café Dölle, was de uiteindelijke opbrengst toch ruim 76 duizend gulden. Mogelijk zijn het verloop van de eerste wereldoorlog en een dreigende revolutie in Duitsland van invloed geweest op de lage opbrengst van de eerste veiling. Het waren ongetwijfeld spannende tijden voor Pasma...
 
Kort daarna, op 23 oktober 1918, kwam notaris Durk Burgij van Roordahuizum met zijn klerk en een getuige naar de woning van Doeke Pasma om diens testament te tekenen. Doeke en Trijntje wilden hun bezittingen nalaten aan diverse familieleden en de doopsgezinde kerk zou een legaat krijgen.

Verder dienden de erfgenamen ervoor te zorgen dat "op mijn graf een waardig gedenkteken wordt geplaatst, ongeveer gelijk aan hetwelk op het graf van mijne ouders is geplaatst, voor een prijs van minstens driehonderd gulden"... (dat was toen ongeveer de waarde van 2 koeien)

Bronnen: Diverse notariële akten (Tresoar), Notulen G.H. v/d Goot, Genealogie Pasma door H. de Haan, Nijdamstra-boek door W.T. Vleer.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum