Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

Over voetpaden en andere oude verbindingswegen

Tot ver nį de Franse tijd (1795-1813) ging in deze contreien vrijwel alle vervoer via waterwegen, in de vorm van riviertjes, kanalen, (op)vaarten en meren. Vrijwel elk dorp kon op die manier worden bereikt. Wie over het land wilde, moest lopen. Een enkeling verplaatste zich als ruiter te paard.
De dijken langs Boorn en Middelzee werden als weg gebruikt
In de middeleeuwen was de doorgaande route over de dijk aan de oostzijde van de Boorn. Dit pad ging vanaf Akkrum via Aalsum naar de Nije Daam (Syl) en langs Friens noordwaarts. Voor dergelijke (onverharde) wegen gebruikte men zoveel mogelijk de dijken, want die lagen er toch al. Niet voor niets betekent het Friese woord "dyk" zowel dijk als weg.

Halverwege de 16e eeuw werd de Noord-Zuid route verlegd naar de westelijke oever van de Boorn. Vanaf Oudeschouw over de Himdyk door Irnsum en vandaar naar Rauwerd. Ook deze weg volgde de oude dijken, die omstreeks het jaar 1000 waren aangelegd om de Boorn en de Middelzee in toom te houden. Met de aanleg van de Overijsselse straatweg (1827) werden de bochten afgesneden.

Het oudste pad liep van de terp naar de oever van de Boorn

Vermoedelijk ontstond Irnsum in of rond de 9e eeuw. Het dorp was gebouwd op een terp, rondom de plek waar nu het kerkhof is. Daar stond ook de in de middeleeuwen gebouwde, aan Sint Mauritius gewijde, kerk. Het oudste pad liep ongetwijfeld van de terp naar de Boorn en de kortste route was naar de aanlegplaats bij de huidige Wijde Steeg. Vanaf dat punt zou het dorp zich in latere jaren verder ontwikkelen langs de oever van de Boorn.

Veel later werd het pad van de kerk naar de Boorn verhard en "it stiennen paad" genoemd. In 1901 viel een groot deel van de terp, met daarop dit pad, in handen van terpbaas Scholte Zeldenrust, die hem ging afgraven.

De ouders van Arend Wassenaar woonden op de Polle

Het terpperceel, weiland C-66, was belast met reed, pad en veeleiding en met gelijke erfdienstbaarheid begerechtigd door de zoogenaamde Wijde Steeg, naar- en van den publieken weg in de buurt te Irnsum, en belast met het houden en onderhouden van de wring met palen op den dam aan de Wijde Steeg".

Andere bepalingen in 1901: "Het draaihekje voor voetpad op den dam aan de Wijde Steeg is in onderhoud ten laste van de Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente" en "De bestrating op dit perceel wordt onderhouden door de Gemeente Rauwerderhem".

Foto: It stiennen paed in 1948.
In het midden het huis van de fam. Posthumus.
Tussen 1902 en 1905 werd de terp afgegraven. De paden kwamen lager te liggen en er waren nieuwe afspraken nodig voor de erfdienstbaarheden. Deze foto dateert uit de jaren kort daarna. Rechts achter de bomen stond de oude kerk. Links de afslag naar de boerderij van (toen) Taeke Klazes de Haan. Tegenwoordig heet dit stuk weg Kerkeburen of Tsjerkebuorren.

It stiennen paad na de afgraving van de terp

De doorgaande weg was in de 18e eeuw een pad langs de Boorn

De oudste kaart van het dorp dateert uit 1791. Op deze tekening zijn alle toenmalige huizen aangegeven. Daartussen staat de tekst "balsteenen in de buuren", hetgeen betekent dat de straat in het dorp was verhard.

Het dorp strekte zich toen uit over "een geheele lengte van 500 treeden". Waar de bebouwing ophield (zowel aan de noord- als zuidkant) was de weg met een hek afgesloten. Het vee mocht immers niet uit de weilanden in het dorp komen. Voetgangers klommen over de versperring en wie er met paard en wagen of rijtuig langs wilde, moest zelf het hek openmaken...

De āld leane, met het kerkhof op de achtergrond

De āld leane

Van de kerk op de terp liep een pad naar de beide boerderijen aan de Flansumervaart: Pybinga State en Papinga (fam. De Wolf).
De Tsjerkepleats stond tussen de oude kerk en de Pōlle.

Deze foto is vermoedelijk meer dan 100 jaar oud. Links lopen twee mensen, op de achtergrond het kerkhof (waar de oude kerk stond) en rechts de "Lykfeart", die uitkwam in de Flansumervaart.

Het kerkpad liep dwars door de weilanden naar Flansum

Van en naar de oude dorpskern liep een aantal voetpaden, die tot in de vorige eeuw zijn gebruikt. Allereerst was er het "Tsjerkepaed" dat vanaf de kerk op de terp begon achter de Tsjerkepleats. (hier staan nu huizen)

Dit voetpad liep ten zuiden langs de Pōlle naar de watermolen ten westen daarvan, en vervolgde zijn weg dwars door de weilanden naar Flansum. Hier en daar moesten de voetgangers over een plank, over de sloot. Ook bakkers met hun grote broodmanden moesten deze hindernissen nemen...

Het kerkepad kwam uit op het erf van de boerderij van De Wolf, te Flansum. Daarvandaan kon men verder lopen naar Rauwerd. De Learewei werd pas veel later aangelegd en van een geheel verharde binnenweg tussen Irnsum en Rauwerd was eerst sprake na de ruilverkaveling van de zestiger jaren.

In 1918 liet Doeke Th. Pasma zijn landerijen veilen. Daaronder waren enkele percelen weiland tussen Irnsum en Flansum: over B-318 en C-7 liep "een algemeen voetpad van Irnsum naar Rauwerd". Bij het laatste perceel, "de Fladders" genaamd, behoorde het erf van de watermolen, die achter de Pōlle stond. Ook deze landerijen genoten het "recht van reed en veeleiding" over andere percelen, naar- en van de buurt te Irnsum. ("buurt" is "buorren", oftewel de bebouwde kom van het dorp.)

Fragement van een oude kaart

De Flansumervaart

Na de Boorn was de Flansumervaart de  belangrijkste verbinding over water. Deze begon bij de terp en liep in zuidwestelijke richting naar de Brekken. Voor de aanleg van de Būtlanswei (in de jaren zestig) werd hij gedempt.
Via een stelsel van waterwegen kon men per schouw in elk dorp van de Lege Gean komen. Een andere vaart verbond het dorp met de gehuchten Fonterburen en Abbingawier.


"It boerenpaed" van de oude terp naar het Irnsumer veld


De meeste landerijen van de boerderij Pybinga State waren vanouds "bezwaard met recht van reed en veeleiding" naar de Wijde Steeg, ten gerieve van andere boeren.

Achter de boerderij was een "zet met barten". Hier begon de boerenreed naar de hooilanden in de Miedkrite. Als iemand vergat een hek te sluiten was de zaak in rep en roer...
Achterzijde Pybinga State, helemaal recht het zet
Kavel 17 behoorde bij Pybinga State

In oude tijden voeren de boeren met een praam via de Flansumervaart naar hun landerijen in de Miedkrite (Miedmolenpolder). Toen was het land nog drassig en stond het in de winter onder water. Met een betere bemaling werd het land droger. Daarna konden de boeren met paard en wagen het hooi van het land halen. Deze "lānreed" liep grotendeels over kavel 17. Helemaal links de talrijke percelen van de Miedkrite.
Tekening van een zet met barten

Een zet met barten

In een waterrijke omgeving was vervoer over water de norm. Schepen kregen voorrang en wie naar de overkant wilde kon zelf een tijdelijke brug maken met balken of 'barten'. Deze werden na gebruik weer op de wal gelegd, zodat de boten ongehinderd konden doorvaren. Boeren maakten veel gebruik van dergelijke oversteekplaatsen.


Voetpad vanuit westelijke richting naar de Boornoever bij Irnsum

Vanaf de boerderij Asinga aan de Zijlroede in de Suorein liep een voetpad door de weilanden naar de oever van de Boorn. Dokter Schoustra (voormalig huisarts te Grouw) was op deze boerderij geboren en schreef eens "dit fuotpaed dat ik as jonge tūzen kear lāns roun wie, nei skoalle ta yn Jirnsum".

In 1909 werd de "Boereplaats Asinga" geveild en onder het hoofdstukje erfdienstbaarheden stond dat het erf "is bevoorrecht met voetpad westwaarts naar- en van de Boorne, bij de Sate Ludringa".

Net ten noorden van de boerderij Ludringa (thans bewoond door Piet Hellinga) kon men met een veerpontje (schouw) in het dorp te komen. Wie overgezet wilde worden, moest een bel luiden en stapte weer aan land achter "It fearhūs".


Het voetpad in zuidelijke richting van Irnsum naar Abbingawier


Ook naar de boerderijen op Abbingawier liep een pad door de weilanden. Winkeliers, handelsreizigers en schoolkinderen maakten er dagelijks gebruik van.

Het zou tot na de tweede wereldoorlog duren voordat er een verharde weg vanaf de straatweg naar Abbingawier werd aangelegd.

De smalle loopbrug in het pad naar Abbingawier

Nieuwe verharde wegen maakten paden en vaarten overbodig

Pas in de 19e eeuw werden op het platteland de eerste verharde wegen aangelegd. In 1827 kwam Irnsum aan de "gevloerde steenweg" van Leeuwarden naar Zwolle te liggen. Vanaf 1868 konden de inwoners naar het nieuwe station Grouw-Irnsum lopen om daar de trein te nemen. Daarna zou het nog een generatie duren voordat fietsen, motorrijwielen, auto’s, vrachtauto's en bussen hun opwachting maakten.

Zoals de koeien in een weiland paadjes maken, waar ze allemaal langs lopen, deden de mensen hetzelfde. Door de ruilverkaveling van de zestiger jaren is van deze oude paden helaas weinig meer terug te vinden.


Bronnen: Notariėle akten en veilingboekjes van boerderijen en landerijen: "Eene Zathe en Landen", 1901. "Boereplaats Asinga", 1909 en 1932, "Wei- en hooilanden onder Rauwerd en Irnsum", 1918. "Greidplaats Pybinga", 1930. "Fryske Nammen, diel 3" (blz.9).

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum