Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

Jacob Reitsma (1837-1902), hereboer en wethouder

Tijdens het einde van de 19e eeuw was Jacob Reitsma een van de notabelen van Irnsum. Vanaf 1874 woonde hij met zijn gezin in een groot huis... met een kleine boerderij. Hoewel hij maar een half dozijn koeien had, leefde hij als een hereboer. Voor zijn inkomen had Reitsma de boerderij niet nodig, want hij was zeer rijk.

Jacob Reitsma werd geboren op 12 maart 1837 te Friens als zoon van Rein Ruurds Reitsma (boer) en diens tweede vrouw Aaltje Jacobs Nijdam. Eind 1859 trouwde hij met Jetske Schukking (1840-1912), dochter van Klaas Haites Schukking en Janke Klazes Brandenburg.

Wie heeft een foto van Jacob Reitsma ??
Het huis zoals het er in 1962 uitzag

Vroeger kon men boerderijen ook midden in het dorp aantreffen. Direct naast het Bordaahûs, aan de noordzijde, heeft er ook een gestaan. Hier woonde tot 1902 het gezin van Jacob Reitsma. Later werd het een naaiatelier van de firma De Zee. Het pand werd in de jaren '60 afgebroken, omdat het te dicht op de weg stond.

De periode in Poppingawier

Na hun huwelijk hebben Jacob en Jetske eerst enkele jaren in Irnsum gewoond. In ieder geval tot 1863, toen Jacob R. Reitsma voor de personele belasting als koopman stond ingeschreven op huisnummer 23. (Dit was aan de zuidzijde van het dorp, dat toen minder dan 75 huisnummers telde...)

In mei 1864 is het gezin uit Irnsum vertrokken, en in november van 1864 werd het derde kind geboren te Poppingawier. Het floreenregister van 1868 vermeldt Jacob Reitsma als meijer (huurder) van een boerderij naast de dorpsherberg.

Deze plaats, met 11 ha en 2 are (ca. 30 pondemaat) land, was eigendom van het Albadaleen, ook wel Lievevrouwenleen genoemd. De opbrengst was bedoeld voor goede doelen, zoals het verstrekken van studiebeurzen.

De eerste vijf jaar huurde Reitsma deze boerderij voor fl. 927,- per jaar. Tijdens de tweede periode van 5 jaren was de huur fl. 1.052,-. De volgende huurder moest nog veel meer betalen, maar dat was van korte duur, omdat hij failliet ging... Dit was het gevolg van de grote landbouwcrisis, die onder meer een forse daling van de agrarische opbrengsten ten gevolge had. Zo bedroeg de huur in 1895 nog maar fl. 780,- in het jaar.

In 1874 keerde het gezin van Reitsma terug naar Irnsum

Op 12 mei 1874 toen zijn huurperiode van de boerderij afliep, keerde het gezin van Jacob Reitsma en Jetske Schukking terug naar Irnsum. Kort daarvoor had hij onderhands, voor drieduizend gulden, het hierboven afgebeelde huis gekocht. De vorige eigenaar was de inmiddels overleden geneesheer Johannes Hermanus Molenaar, die het in 1852 had gekocht.

De "heerenhuizinge met erve en tuin in de buren te Irnsum", kadastraal bekend C 124, groot vijf ares en vijftig centiares, was van oudser "bevoorregt met vrije opslag aan het vaarwater de Boorne en met gangpad tot aan die opslag". Op een lijst uit 1860 komt het voor met nummer 108, terwijl hetzelfde huis in 1879 huisnummer 112 heeft.

Paardenrennen, reizen en culturele interesses

Reitsma was een rijk man, die het zich kon veroorloven tijd te besteden aan andere zaken dan het boerenwerk. Zo was hij liefhebber van harddraverijen en hield hij zelf paarden, die ook aan wedstrijden deelnamen.

Zo nu en dan was Reitsma strijkgeldschrijver bij openbare verkopingen. Tijdens de veiling van een boerderij te Abbingawier kocht hij in 1875 "een overdekt gestoelte in de kerk der hervormde gemeente te Irnsum, thans verhuurd voor vijf mans- en vier vrouwenzitplaatsen". Deze herenbank behoorde vanouds bij de boerderij, die vermoedelijk eeuwenlang in bezit van een adellijke familie is geweest. Hij heeft zich echter niet lang kunnen verheugen in de status van een eigen herenbank, want zo'n drie jaar later werd de oude kerk (op de terp) buiten dienst gesteld.

Als een van de weinige dorpelingen in zijn tijd kwam Reitsma ook buiten de provinciegrenzen. Hij ging naar markten (o.a. in Rotterdam) en had dan een wandelstok met daarin een degen bij zich. Tenminste eenmaal heeft hij een reis ondernomen naar Parijs.

Daarnaast had Reitsma het druk met maatschappelijke functies, onder meer als armvoogd van de NH kerk. In die tijd heerste er vooral in de winter grote armoede en werkloosheid. Een armvoogd moest dan beoordelen wie er in aanmerking kwam voor gratis verstrekking van brood en brandstof.

Verder maakte hij zich verdienstelijk voor het amateurtoneel, dat in die jaren in opkomst was. (Mensen als Waling Dykstra hadden dit gestimuleerd, door het verzorgen van literaire avonden in talrijke Friese dorpen)

In 1899 was Reitsma lid van het "College van Zetters in Rauwerderhem". In deze (vermoedelijk onbezoldigde) functie taxeerde hij grond, voor de te heffen floreenbelasting.

Lid van de gemeenteraad van Rauwerderhem en wethouder

Op 4 december 1871 werd Reitsma geïnstalleerd als raadslid van de gemeente Rauwerderhem, nadat zijn geloofsbrieven waren onderzocht door de raadsleden H.B. de Haan, S.A. Schoustra en Dr. Beekhuis.

In 1872, ter gelegenheid van de inhuldiging van de nieuwe burgemeester A.H. van Slooten, hield Reitsma een speech op rijm. In 1885 werd Jacob Reitsma benoemd tot wethouder.

Jaren later, in 1896, neemt de burgemeester na ruim 24 jaar afscheid. Tijdens zijn laatste raadsvergadering wordt hij toegesproken door wethouder J. Reitsma. Datzelfde jaar werd H.B. van Slooten als nieuwe burgemeester (en opvolger van zijn vader) officieel geïnstalleerd door wethouder en loco burgemeester, D. Pasma.

In 1899 zijn er nieuwe verkiezingen. Reitsma wil aanblijven als wethouder, doch wordt pas na een tweede stemronde herkozen. Door middel van een advertentie in de Leeuwarder Courant bedankt hij de kiezers voor het aan hem geschonken vertrouwen.

In de raadsvergadering van 2 april 1900 vindt de beëdiging van de nieuw benoemde gemeentesecretaris plaats. In de notulen staat: "De oudste wethouder, de heer J. Reitsma, het woord bekomen hebbende, wijst erop dat de nieuwe titularis gaarne de friesche taal bezigt, weshalve hij hem dan ook in die taal zijn gelukwenschen wil aanbieden". Reitsma begint met de woorden: "Fokke Jacobs de Zee, nou sitte jo op itselde sté..."

Volgens familie overlevering werden de vergaderingen van de gemeenteraad soms gehouden op de bovenverdieping van Reitsma's huis in Irnsum.

Rijkdom, vergankelijk als het leven...

Op de een of andere manier kreeg Reitsma te kampen met financiële tegenslagen, mogelijk door speculatie met land. Hij raakte zijn gehele vermogen kwijt, doch was wel zo wijs geweest om zijn kinderen te laten leren, toen het nog kon.

In het "Kohier van Hoofdelijken Omslag" van 1901 staat Jacob Reitsma vermeld (inmiddels met huisnummer 203) als veehouder. Zijn geschat inkomen bedroeg fl. 550,- wat amper meer was dan de verdiensten van een koemelker. Een gemiddelde boer was in die tijd goed voor minimaal tweeduizend gulden per jaar.

Aan het eind van zijn leven was Jacob Reitsma als wethouder nog steeds een der notabelen van het dorp. Hij overleed op 26-11-1902 op 65 jarige leeftijd, na amper een maand eerder nog een raadsvergadering te hebben bijgewoond. Zijn weduwe bleef in Irnsum wonen, tot ze in 1912 stierf op de leeftijd van 72 jaar.



De oudste dochter Aaltje Reitsma  (1860-1931) trouwde in mei 1884 met Jan Schoustra (1861-1913), eveneens uit Irnsum.
Ze vertrokken naar Leeuwarden, waar ze boer werden op Johanna State (Achter de Hoven).

Nazaten van J. Reitsma en J. Schukking

1- Aaltje, geb. 22-12-1860 te Irnsum (zie foto)
2- Klaas, geb. 3-9-1862 te Irnsum
    (begon een melkrijderij te Leeuwarden)
3- Rein, geb. 19-11-1864 te Poppingawier
    (werd onderwijzer te Amsterdam)
4- Gerrit, geb. 18-12-1868 te Poppingawier
    (werd melkonderzoeker)
5- Sybren, geb. 24-10-1871 te Poppingawier
    (werd onderwijzer te Amsterdam)
6- meisje, geb. 28-8-1873, te Poppingawier
    (overleed kort na geboorte)
7- Michiel geb. 3-1-1876 te Irnsum
    (overleed op 3 jarige leeftijd)
8- Janke, geb. 4-11-1881 te Irnsum
    (ongehuwd, werkte voor een notaris)
9- Piet, geb. 23-11-1883 te Irnsum
    (overleed op 3 jarige leeftijd)

Hoe de boerderij een naaiatelier werd

Vrij spoedig na het overlijden van Jacob Reitsma werd zijn "burgerhuizinge met bleek, schuur en buithuis" openbaar geveild. In januari 1903 werd het voor iets minder dan 3000 gulden gekocht door Arjen A. Schoustra (1866-1956), samen met zijn zwagers Bauke Boersma (boer) en Doeke Boersma (eigenaar van talrijke kruidenierswinkels).

Met ingang van 12 mei 1903 stelden zij Cornelis ("lytse Keessie") Hooghiemster aan als beheerder en medevennoot. Hij werd hier boer voor een weekloon van fl. 7,- en 25% van de winst. De schuur zat onder hetzelfde dak, achter het huis. De boerderij was niet groot; naar schatting was er plaats voor 5 of 6 koeien en het meeste land werd gehuurd.

Tijdens de crisisjaren is Hooghiemster met zijn gezin vertrokken naar Brabant, voor een baan bij Philips in Eindhoven. Daarna is het huis in gebruik geweest als naaiatelier voor de Firma De Zee. In 1959 kocht de gemeente van de heer Tj. de Zee "zijn voormalig atelier met schuur en bergplaats voor de som van fl. 8000,-". Het bedrijf was toen al verplaatst naar Heerenveen.


Bron: Gegevens uit het familie archief van de heer H.J. Reitsma.
Waarvoor hartelijk dank!

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum