Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

De scheepsontwerper Folkert N. van Loon (1775-1840)

Model van een door Van Loon ontworpen trekschuit
Twee eeuwen geleden had Irnsum een inwoner die zichzelf zou ontwikkelen tot een toonaangevend ontwerper van schepen. Hij maakte van een liefhebberij zijn werk en begon in 1825 een tweede carrière.

Al het voorbereidende werk had hij in zijn vrije tijd gedaan, gedurende de 25 jaren dat hij aan de oever van de Boorn woonde.

Folkert van Loon kwam in 1797 naar Irnsum, nadat hij was aangesteld als secretaris van de grietenij Rauwerderhem. Daarnaast bouwde hij een bestaan op in de houthandel en de export van boter en kaas naar Engeland. Wie was deze man, die technisch begaafd was, een artistieke aanleg had en zelfs enkele gedichten schreef?

Folkert Nicolaas van Loon was afkomstig uit een geslacht van juristen, dat in de loop der tijd door huwelijken toegang kreeg tot de kringen der hogere bestuursambtenaren. Vooral in Hindelopen kwamen zij tot aanzien. Folkert was de oudste zoon van Nicolaas van Loon, een predikantenzoon uit Achlum, die rechten had gestudeerd aan de Franeker Hogeschool.

Nicolaas van Loon begon in Harlingen een praktijk als notaris-advocaat en trouwde in januari 1775 met Trijntje Folkertsdr. Schellingwou. Datzelfde jaar, op 6 december, werd hun eerste zoon Folkert Nicolaas geboren. Twee jaar na hem zag zijn broer Arnoldus het levenslicht. Korte tijd later overleed hun moeder. In april 1784 stierf ook hun vader, waardoor de beide broertjes op jonge leeftijd wees waren geworden.

Binnen de familie werden maar liefst zes voogden aangesteld voor het beheren van de nalatenschap en het regelen van de opvoeding der twee broers. Zo werd Folkert op 10 jarige leeftijd ondergebracht in het gezin van predikant Benedictus Jongsma, te Peins bij Franeker.

In zijn jeugdjaren was hij veel te vinden bij zijn vaders molen, om er hout te bewerken en scheepjes te maken die hij op hun drijfvermogen beproefde in de molenvaart. Ook het zeilen werd een veel beoefende bezigheid van de opgroeiende Folkert.

In de zomer van 1793 vertrok Folkert naar het Vliet te Leeuwarden, waar hij in de leer kwam op de houtzagerij van koopman Wijtze Sijbrands.

Op 27 december 1795 trouwde hij met Hiske Dirks (Stedehouder), die hij had leren kennen toen hij in nog Peins woonde. Haar vader was boer op Wobbema Sate onder Dronrijp. Nadat in de kerk te Schingen het huwelijk was voltrokken, werd op de boerderij met een groot gezelschap de bruiloft gevierd. Het feest duurde twee dagen en twee nachten.


Zijn praktijkopleiding verliep voorspoedig en Folkert kreeg steeds meer verantwoordelijkheden. Doch op de houtzagerij aan het Vliet stagneerde op een gegeven moment de buitenlandse aanvoer van hout uit de Oostzeelanden, tengevolge van oorlogshandelingen.

Folkert zag het zwerk drijven en vond het tijd uit te zien naar een andere betrekking. Met ingang van 15 april 1797 werd hij grietenijsecretaris van Rauwerderhem en zo verhuisde hij met zijn vrouw Hiske datzelfde voorjaar naar Irnsum, gelegen aan een van de hoofdvaarwaters in de verbinding van Friesland via de Zuiderzee met het Westen en Waddenzee. Hier ontplooide hij zijn (elders beschreven) zakelijke activiteiten op het gebied van de handel in boter en kaas, die vanaf 1 oktober 1800 werden uitgebreid met het exploiteren van een houtzaagmolen te Irnsum.

Kort na de eeuwwisseling was ook Hiske's jongere broer Pieter Stedehouder naar Irnsum gekomen. (Hun oudste broer, Schelte, werd vermoedelijk boer) Pieter volgde, naar alle gedachten Folkert's voorbeeld in de handel en heeft het niet slecht gedaan, want in 1801 leende hij, als 24 jarige koopman te Irnsum, een ruime som gelds aan zijn oudere broer.

Naast zijn drukke zakelijke werkzaamheden maakte Folkert tijd vrij voor zijn liefhebberij, het zeilen. Hij deed mee aan bijna elke zeilwedstrijd in Friesland en kwam vaak terug als winnaar. Doordat hij vrijwel dagelijks op het water vertoefde, voor transport van zijn handelswaren of als particulier middel van vervoer, leerde hij op den duur schip, water, wind en omstandigheden tot in de finesses aanvoelen.

Deze ervaring combineerde hij met een gedegen kennis van schepen. De ligging van zijn zagerij aan de Boorne, droeg ertoe bij dat hij vrijwel alle binnenvaarders tussen Amsterdam en Emden bij naam en toenaam kende, en op de hoogte was met de bijzonderheden van hun schepen.

Voorts kwam hij door zijn houthandel veelvuldig in aanraking met afnemers die bij de bouw van schepen waren betrokken. Met hen kon hij lange gesprekken voeren over de bouwwijze van vrachtschepen. Het was Folkert namelijk al vroeg opgevallen dat daarbij amper aandacht werd besteed aan bezeilbaarheid en zeilsnelheid.

Van Friese scheepsbouwers in de 18de en 19de eeuw wordt verteld dat ze hun schepen bouwden zonder gebruik te maken van tekeningen. Door overlevering en uit eigen ervaring verstonden ze de kunst hun schepen “op het oog” te bouwen. Omdat laadvermogen het belangrijkste kenmerk was, leverden ze echter logge binnenvaartschepen af. Ten tijde van Van Loon was er in Nederland al meer dan 100 jaar vrijwel niets veranderd op het gebied van de scheepsbouw.

Folkert van Loon was commercieel genoeg om in te zien dat snelheid net zo belangrijk was als laadvermogen. Want hoewel de vrachtschepen in het algemeen degelijk en stevig waren, verloren schippers veel tijd als de weersomstandigheden minder gunstig waren. Hij wilde de scheepsbouw uit het slop halen, onder meer door de werfbazen te leren tekenen en rekenen. Voor dit doel ontwikkelde hij een vereenvoudigde tekenmethode.

Zijn ontwerpen werden gekenmerkt door ronde vormen
Pas onder Koning Willem I werden er nieuwe initiatieven en stimulerende maatregelen voor de scheepsbouw ontplooid. Tegen die tijd was Folkert van Loon een van de weinigen in Nederland met fundamentele kennis om het laadvermogen van een schip te combineren met snelheid en "bezeilbaarheid".

In januari 1804 overleed Folkert's vrouw Hiske, amper 30 jaar oud, na een miskraam. Het echtpaar was kinderloos gebleven. Ruim drie jaar later hertrouwde hij met de 18-jarige Jelliana, dochter van de Leeuwarder burgemeester Carel Willem Coulon.

Het huiselijk leven kwam weer in geregelde banen, mede omdat hij zijn handelsvaarten op Engeland had opgegeven. Hierdoor kreeg Van Loon meer tijd voor scheepsbouwkundige onderzoekingen en het bezoeken van scheepswerven elders in het land. In 1809 werd hun eerste kind, een dochter, geboren. Er zouden nog 7 kinderen volgen.

Na het einde van het Continentaal Stelsel benutte Folkert zijn hernieuwde handelsreizen naar Engeland om ook daar diverse scheepswerven te bezoeken, teneinde de Engelse bouwmethoden te leren kennen.

Rond 1815 kon hij zijn onderzoekingen en experimenten afronden. Dit speurwerk had geresulteerd in een aantal praktische regels voor het bouwen van snelle zeilschepen.

De ideeën en methodieken van Folkert waren origineel en zijn denken was onafhankelijk. Dit blijkt onder meer uit het feit dat hij vissen en vogels had bestudeerd om nieuwe inzichten te kunnen ontwikkelen. Hij interesseerde hij zich voor de aërodynamica (luchtweerstand) en hydro-dynamica (waterweerstand) van verschillende scheepsvormen.

Opmerkelijk was het feit dat hij proeven deed met scheepsmodellen, in de Boorne achter zijn huis. Zijn tijdgenoten vonden dat allemaal maar vreemd en zinloos. Van Loon was zijn tijd ver vooruit, want tegenwoordig is het werken met modellen heel normaal.


Nu kon het echte werk beginnen en Van Loon ontwierp voor zichzelf een zeiljacht, als voorbeeld van een handelsscheepje. Het ontwerp was gebaseerd op het door hem ontdekte en beschreven loeflijnprincipe. Hij liet het schip bouwen op een werf in Terhorne, en moest het allemaal intensief begeleiden omdat op deze wijze nog nooit een schip was gebouwd. In de loop van 1816 liep de Mercurius (genoemd naar de god van de handel) van stapel.

Het bleek dat Van Loon het allemaal bij het rechte eind had gehad, en met dit snelle schip zou hij vele prijzen winnen. Hiermee had hij een solide basis gelegd voor de verspreiding van de door hem ontwikkelde nieuwe inzichten. Nadien zou de praktijk nog vele malen zijn gelijk bewijzen.


Toen in 1818 de Huishoudelijke Maatschappij te Haarlem per advertentie een prijsvraag uitschreef voor ideeën ter verbetering van de scheepvaart, kwam Van Loon op de proppen met zijn gereed liggende verhandeling onder de titel: "Beschouwingen van den Nederlandschen Scheepsbouw met betrekking tot Deszelfs Zeilaadje".

De inzending werd bekroond met het hoogst denkbare succes. Van Loon werd onderscheiden met de Zilveren Medaille van de Maatschappij, met daarnaast een premie van tien dukaten. Ook mocht hij de bekroonde verhandeling in gedrukte vorm uitgeven.

Kort daarna heeft Van Loon deelgenomen aan de Eerste Nijverheidstentoonstelling te Gent, in België dat toen nog een eenheid met Nederland vormde. Hier werd hij onderscheiden met een bronzen medaille voor het ingezonden schaalmodel van een overdekte reddingboot.

Met zijn zakelijke activiteiten ging het intussen steeds slechter en begin 1820 werden Folkert en Jelliana ook nog eens getroffen door de dood van hun 9-jarige zoon Nicolaas Arnoldus. Hun jongen ging school op een instituut te Vollenhove, waar hij na een ziekbed van enkele dagen het slachtoffer werd van een kwaadaardige infectie. Met de slede werd het kind opgehaald, om in Irnsum te worden begraven.

Nadat Van Loon zijn zakelijke activiteiten had stopgezet en zijn bezittingen te Irnsum had verkocht, verhuisde het gezin in 1823 naar Dokkum. Hier heeft Van Loon nog enige tijd gewerkt als Controleur der Belastingen. Mede vanwege een zwakke gezondheid verzocht hij om vervroegd ontslag, hetgeen hem werd verleend met een pensioen van fl. 462,- per jaar.


Van Loon gooide nu zijn eigen roer om en vestigde zich met zijn gezin in zijn geboortestad Harlingen, in een woning aan de Noorderhaven. Op 1 april 1825 startte hij hier zijn Bureau voor Scheepsarchitectuur. Spoedig werd hij volledig in beslag genomen door opdrachten vanuit het gehele land, wat veelvuldig reizen met zich meebracht.

Zijn eerste opdracht betrof merkwaardig genoeg geen zeilschip maar een raderstoomschip, dat zou worden ingezet op de beurtdienst Rotterdam - Nijmegen vv. De proefvaart werd een ware triomftocht en Van Loon zijn opdrachtgevers waren geïmponeerd.

Diverse opdrachten volgden, zowel van rijke particulieren als overheids instanties. In 1828 werden op een werf te Franeker vier nieuwe trekschuiten gebouwd, ontwerpen door Van Loon. Naast snelheid had hij rekening gehouden met extra comfort voor de reizigers.

In 1831 verhuisde Van Loon met zijn gezin naar Leeuwarden (Achter de Hoven), vermoedelijk om meer centraal gevestigd te zijn t.o.v. de Friese werven waar hij zijn ontwerpen bij voorkeur liet bouwen. Nog steeds verspreidde zijn roem zich, want omstreeks 1836 mocht hij een viertal jaagschuiten bouwen voor een regeringsinstantie in het vorstendom Hannover.

Naast het ontwerpen van schepen bedacht Van Loon allerlei vernuftige werktuigen, die aan de scheepsbouw verwant waren. Zijn laatste grote opdracht betrof het vastleggen van zijn imposante scheepsbouwkundige kennis. Bij Koninklijk Besluit werd hem een subsidie van 1000 gulden toegekend voor het schrijven van een boekwerk daartoe. Deze bekroning van zijn levenswerk, waar hij meer dan een jaar aan heeft gewerkt, verscheen in oktober 1838. Het werden drie delen, onder de titel "Handleiding tot den Burgerlijken Scheepsbouw".

Nu pas had hij zijn doel bereikt, want zijn kwaliteiten als scheepsontwerper werden erkend door de laatste sceptici binnen de gevestigde orde. Bovendien kreeg hij naast vele blijken van goedkeuring een extra bewijs van waardering in de vorm van een bijdrage van 400 gulden uit het Octrooifonds.

Na het voltooien van zijn boek beperkte Van Loon zijn dagenlange reizen met zijn schip "Mercurius" en was hij alleen nog bezig met het maken van bestekken en tekeningen van schepen die onder zijn supervisie op Friese werven werden gebouwd. Ook heeft hij in die tijd nog een ontwerp gemaakt voor een nieuwe pontbrug bij Oudeschouw, doch deze is nimmer gebouwd. De autoriteiten kozen uiteindelijk voor een oeververbinding met twee draaibruggen.

In de loop van 1840 maakten een algemene afmatting en een lichamelijke verzwakking in korte tijd een einde aan de vele werkzaamheden van "de lange man van Irnsum" zoals hij in Friesland veelal werd aangeduid. Gelukkig voor hemzelf heeft hij niet lang behoeven te lijden onder zijn lichamelijke aftakeling. Hij overleed kort na het bereiken van zijn 65e verjaardag, in de vroege ochtenduren van 13 december 1840. Zijn weduwe stierf het jaar daarop; zij was maar 52 jaar geworden.

Ondanks zijn geniale ideeën is Folkert van Loon niet rijk geworden van zijn uitvindingen. Pas in 1868 was William Froude in Engeland "de eerste" die op wetenschappelijke wijze scheepsbouwkundig onderzoek verrichtte en proeven nam met schaalmodellen.

Bronnen: Artikel "F.N. van Loon, een vergeten Friese scheepsontwerper" door W.F. Broos. Fries Scheepvaartmuseum te Sneek.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum