Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

Het einde van de gouden oorijzers

"Earst bigoun it yn'e stêdden en al ringen seach men 't ek yn doarpen en efterôfhoeken. Men moat meidwaen oan'e moade, oars is men gjin tel, en dy 't yn klean rint, dy't in heal jier efter de moade binne, dy skammet him. Dat mei men nou spitich neame, men mei der yen tsjin forsette, it helpt net, de stream is net to kearen."

Het bovenstaande had gisteren geschreven kunnen zijn. Immers, steeds weer komen er nieuwe dingen op ons af. Willen we daar eigenlijk wel aan meedoen, of gebeurt het gewoon? Dat de mode verandert is niet iets van deze tijd.

Dit citaat komt namelijk uit het friese weekblad "Sljucht en rjucht" van 29 april 1916. Er is dus eigenlijk niets nieuws onder de zon. De tekst vervolgt met: "Sa scil 't ek mei 't earizer gean. Ringen scil de tiid komme, dat hast nimmen it mear draecht."

Jacobje Nijdam-Gaastra, vrouw van molenaar G.H. Nijdam
Verkoop nu uw gouden oorijzer...
Zo'n 80 jaar geleden begonnen gouden oorijzers uit de mode te geraken. Een lezer van "Sljucht en rjucht" had zich gestoord aan het feit dat een juwelier het lef had om de mensen per advertentie op te roepen: "Forkeapje nou jimme gouden earizers!"

In zijn stukje doet de lezer daar een schepje bovenop en hij reageert verontwaardigd: "meitsje, sa gau as 't kin, dat it earizere de doar út rekket, jimme kinne 'r yn dizze bjustere tiden grou jild for krije..." In het licht van de tijd gezien, bedoelde hij met dit laatste waarschijnlijk de invloed van de eerste wereldoorlog (1914-1918).

Wie nog oude familiefoto's bezit, weet dat oorijzers in de vorige eeuw heel gebruikelijk waren. (Mensen die geen geld hadden - en derhalve geen oorijzer - lieten in die tijd zelden of nooit een portretfoto maken).

In 1887 schreef Johan Winkler: "Een groot deel van het Noord-Nederlandsche volk heeft, behalve zijne verkleefdheid aan eigen vrijdom en aan eigene taal, ook nog eene bijzondere gehechtheid aan de eigene kleederdracht. En in de eerste plaats aan het hoofd-bestanddeel van het kapsel der vrouwen, aan den oud-germaanschen hoofdbeugel, aan het zoogenoemde oorijzer der Friesinnen. En zoo vinden wy dien hoofdbeugel of dat oorijzer, dat bijzondere kenmerk van de hedendaagsch-friesche maar oorspronkelik oud-germaansche kleederdracht, dan ook nog heden verspreid over een groot deel van Noord-Nederland. Vooral by het volk ten platten lande en in de kleine steden, by boeren en burgers. In Friesland, ook in de hoofdsteden en by de aanzienlike ingezetenen, al raakt het by dezen sedert de helft dezer eeuw meer en meer buiten gebruik."

In het boek van Waling Dijkstra "Uit Frieslands volksleven" (eerste uitgave 1895/96) kunnen we lezen hoe het oorijzer uit een soort van haarbeugel was voortgekomen. "In de 19e eeuw werden de oorijzers steeds breder. Tot in de voorspoedige jaren tussen 1840 en 1870 ontstond hierin een wedijver onder de weelderige, steeds rijker wordende boeren, en het oorijzer werd tenslotte als een nauwe om het hoofd sluitende gouden helm. Toen brak eene beweging uit ter afschaffing van het oorijzer. Zelfs de schrift werd er bijgehaald om te bewijzen dat men geen oorijzers dragen moest. Er was wel tegenkanting, maar de beweging ging voort, en toen weldra de zeer vette jaren werden opgevolgd door even magere, toen was menig huisvader er best mee ingenomen, dat 's lands wijze en 's lands eer hem niet meer noodzaakten tot het koopen van overdreven groote en breede oorijzers voor zijne dochters."


Het verhaal in "Sljocht en rjucht" beschrijft ook waarom het oorijzer in onbruik raakte. Veel vrouwen klaagden over hoofdpijn als ze het oorzijzer een dag gedragen hadden. Wat in die tijd ook meespeelde was het feit dat "een dame" er niet als een boerin wilde uitzien. Er kwamen steeds meer vrouwen die het oorijzer in de kast hadden liggen en het alleen op zondag of bij speciale gelegenheden droegen.

Titelpagina uit 1906
In tijden van economische tegenslag kon de verkoop van een ongebruikt gouden oorijzer natuurlijk een aardig centje opleveren. "Net elts hat for âld-Fryske eare en moaijens safolle oer, dat er amperoan in fette kou jierren oanien yn'e kas stean lit, sûnder dat er der in sint mei bidijt.

In 1916 schreef de uitgever dat de papierkosten van "Sljocht en rjucht" met 100% waren gestegen. Alles werd duurder, dus ook het goud...

Ik sluit af met een 80 jaar oud citaat, dat nog steeds actueel is... "Brûkmen fen alear, dêr wirdt om lake, faken en bynammen troch ljue, dy 't fen ynhâld en hwet der oan fêst sit, gjin spritsel ôf witte. De hjoeddeiske tiid, sa wirdt er eamele, is 'n tiid fen forútgong. 't Alde moat nedich oan kant!"

Tijden veranderen, maar verandering is van alle tijden.

Dit is een bewerking van een artikel gepubliceerd in "De Stim fan Jim" januari 1997.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum