Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

Boerderijen, vanouds kenmerkend voor het landschap

In de 19e eeuw kwam de Friese boerenstand tot welvaart.

In zijn "Handboekje voor reizenden in Friesland" schrijft Wopke Eekhof in 1840 het volgende:
Boerderijen aan de Kerkeburen te Irnsum
"Ik kan niet nalaten hier in het algemeen de opmerkzaamheid te vestigen op de woningen der landlieden, de zogenoemde boerderijen of boerenplaatsen. Hare ongemeene grootte, haar uitwendig voorkomen en geschiktheid, hetzij als woning of als bergplaatsen van vee, hooi en granen, en de daarbij behoorende hof, zoowel als het kleinere of grootere hiem of hornleger (de deels beplante ruimte voor of om het huis),- dit alles geeft eener Friesche landhoeve een grootsch aanzien, vooral in vergelijking van de kleine boerderijen in de overige provinciën van Nederland, behalve in Groningerland. In sommige van die oorden leeft zelfs de boer in een geringen, vernederenden toestand; hier evenwel behoort hij meesttijds, naar gelang van zijne inkomsten, tot den deftigen burgerstand.

Boer, boerin en vee, afbeelding  uit "Aldfaers Groun"

De plaatsen toch behooren deels aan de bewoners zelve, die dan erfgezetenen of eigenerfden geheeten worden, deels aan rijke stedelingen, die van ieder meest een à twee duizend gulden huur ontvangen, waartoe dan gerekend worden ongeveer 100 pondematen of 30 à 40 bunders wei- en bouwlands, welke rondom de huizen gelegen zijn, en waarop men van 30 tot 70 koeijen houdt.

De waarde van zulke bouw- of greidplaatsen, gelijk men ze onderscheidt, kan door elkander op 30.000 gulden ieder gerekend worden.


Naar gelang van den aard en de uitgestrektheid van het bedrijf heeft de boer eenige ongehuwde mannelijke en vrouwelijke dienstboden bij zich wonen; de overige gehuwde werklieden wonen in de hier en daar verspreide kleine woningen of in de dorpen. De welvaart, welke in vruchtbare jaren en bij goede prijzen van boter en granen dit bedrijf vergezelt, en de onafhankelijkheid van zoodanige levenswijze, is allerwege zigtbaar en deelt zich aan het karakter mede. Ook de ligging van deze boerenplaatsen, hetzij afzonderlijk, hetzij met anderen vereenigd, levert, vooral indien zij door geboomte omgeven zijn, op eenigen afstand somtijds fraaije gezigten op."

Uileborden als dakversiering

Vrijwel alle oude (en soms ook nieuwe) Friese boerderijen zijn getooid met een ûleboerd op het dak. Vrijwel altijd zijn ze voorzien van zwanen.

De versierde omhoogstekende plank in het midden heet makelaar. In het driekantige deel is een gat gemaakt, het zogenaamde uilegat. Uileborden zijn er in veel varianten, soms eenvoudig, soms rijkelijk voorzien van versieringen.

Het uilebord op de tekening is kenmerkend voor het midden van Friesland. Of uileborden wel of niet naar zwanerechten verwijzen is niet bewezen. Wel is zeker dat ze al voor 1700 voorkwamen.



Uilebord uit deze streek

Melkbereiding in de molkenkelder (afbeelding uit "Aldfaers Groun")

Tot ver in de 19e eeuw werd de melk op de boerderij verwerkt. Kenmerkend zijn de grote kelders onder het woongedeelte van oude boerderijen.

In deze koele ruimtes bewaarde men de melk in grote platte bakken. Op de foto (klik erop voor een vergroting) zien we deze zogenoemde aden.


Bronnen: "Handboekje voor reizenden" 1840, Wopke Eekhof.
"Uileborden" 1981, S.J. van der Molen.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum