Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

De Coöperatieve Boerenleenbank "Oudeschouw"

Op 1 mei 1920 de “Coöperatieve Boerenleenbank Oudeschouw” opgericht.

Aan het begin van de 20ste eeuw telde Friesland slechts vier coöperatieve banken en het duurde tot 1904 voordat de eerste boerenleenbank van het Raifeissen type werd opgericht. In zeven jaar tijd groeide het aantal onderlinge banken tot 25. Dit was te danken aan het krachtig herstel van de agrarische conjunctuur. Hierdoor ontstonden na 1900 spaaroverschotten, waardoor deze banken aan beginkapitaal konden komen. In deze periode van opbloei zijn in Irnsum talrijke nieuwe huizen gebouwd. Het dorp groeide in noordelijke en zuidelijke richting.

Het eerste "echte kantoor" van de Boerenleenbank
De definitieve doorbraak van de boerenleenbanken kwam in 1911, want in dat jaar verdubbelde hun aantal. De hooioogst van die zomer was mislukt door aanhoudende droogte en er had mond- en klauwzeer geheerst. Het gevolg was een grote kredietvraag, onder meer voor het kopen van veevoer. De agrarische stand ontdekte massaal het nut van landbouwkrediet ... en een eigen bank om daarin te voorzien.

Overigens verliepen de jaren 1900-1914 voor de Nederlandse landbouw voorspoedig. Exporten groeiden in ongekend tempo, het prijsniveau vertoonde een langzaam opgaande beweging en de productiviteit verbeterde door tal van technologische en organisatorische veranderingen. Telde ons land aan het begin van de eeuw slechts 46 boerenleenbanken, in 1917 waren het er al zo’n 1.000.

Het uitbreken van de eerste wereldoorlog op 3 augustus 1914 veroorzaakte paniek in de financiële wereld en er dreigden massale geldopnemingen. De run op de banken werd gestopt door het afschaffen van de mogelijkheid bankpapier om te wisselen in zilveren en gouden muntgeld.

Zilverbon uit de eerste wereldoorlog
De centrale boerenleenbanken bepaalden dat mensen maximaal 25 gulden per week mochten opnemen.

Door de maatregelen ontstond grote schaarste aan edelmetalen, omdat het publiek muntgeld ging hamsteren. De gevreesde paniek ebde snel weg, toen bleek dat ons land buiten de oorlog zou blijven.

Tijdens de oorlogsjaren 1914-1918 was er een merkwaardige economische bloei. De handel floreerde, omdat ons land neutraal bleef. Na het topjaar 1916 deden schaarste en inflatie hun intrede. Toen de oorlog was afgelopen lag het prijsniveau 76% hoger dan in 1914.

Na de eerste wereldoorlog herstelde de economie zich goed, doch de hoge prijzen bleven. Eén van de lokale ondernemers die hiermee te kampen kreeg was kapitein Boorsma, die steeds meer moest betalen voor brandstof om zijn stoomboot varende te houden. In het bewaard gebleven kasboekje van de Irnsumer veerboot is het allemaal terug te vinden…

In het begin van de jaren '20 was er in vrijwel elk dorp van enig belang een Boerenleenbank of een Raiffeissenbank. Het aantal agrarische banken bleef landelijk toenemen tot 1.247 in 1925, maar daarna was de groei er uit.

De meeste van deze banken waren het initiatief van een plaatselijke groepering van landbouwers en/ of notabelen. De provinciale landbouworganisaties verzorgden de voorlichting en de centrale banken in Eindhoven en Utrecht leverden voorbeelden voor deugdelijke statuten en een huishoudelijk reglement. Een twintigtal leden was meestal toereikend, om van start te kunnen gaan. Uit de initiatiefnemers werd het bestuur en een raad van toezicht gekozen.

Op 1 mei 1920 zag de “Coöperatieve Boerenleenbank Oudeschouw” het levenslicht. De oprichtingsvergadering, met 27 aanwezigen, vond plaats in het café van Kuindersma te Oudeschouw.

In de nabije omgeving waren toen al talrijke boerenleenbanken gesticht, zoals Roordahuizum-Grouw in 1910, Oldeboorn (1913) en Rauwerd (1914).

De oprichtingsvergadering was in Cafe De Oude Schouw
Volgens het huishoudelijk reglement, gedrukt bij “Electr. drukkerij J. Stapert & Co., Akkrum” strekte het werkgebied der bank zich uit over Oudeschouw en omstreken. Volgens het reglement diende “elk lid bij zijne toetreding een entrée-geld van f 1.- te betalen”. Bestuur en raad van toezicht kregen geen salaris, maar wel voor iedere vergadering “een vacatiegeld van fl. 2,50 per persoon”. En artikel 11 meldde “Jaarlijks, in de maand Januari, moeten alle spaarboekjes, voorschotboekjes en boekjes voor loopende rekening bij het Bestuur worden ingeleverd”.

Per einde 1922 hadden de spaarders ruim 160 duizend gulden ingelegd. De omzet van de boerenleenbank bedroeg dat jaar ruim 300 duizend gulden en de winst bedroeg fl. 284,47. Aan het einde van 1925 waren er 91 leden.

Tette de Haan was mede oprichter en bestuurslid
Wellicht stond de IJsclub Oudeschouw aan de wieg van de gelijknamige bank, want alle oprichters waren daarvan bestuurslid. Het waren drie boeren die de aanzet gaven: voorzitter: G.G. Hofstra, secretaris: Y.A. Heida en bestuurslid: T. de Haan.

Tette de Haan (1868-1959) was boer op Roordastate, de gasthuis-pleats aan de oostzijde van de Boorn, net ten zuiden van het latere kanaal, aan de Leppedyk. De bestuursleden vergaderden eens per maand, bij een van hen thuis, of in het café van Kuindersma.

Gabe Gerrits Hofstra was boer aan de Akkrumer kant van de brug, aan de westzijde van de straatweg, waar nu een opnieuw opgebouwd boerderijtje staat. Hij was geboren in 1855 en trouwde in 1881 met Sytske Zonneveld.

Ynze Heida was sinds 1910 boer aan de Irnsumer kant van de brug, in een kop-hals-romp met de oude naam "De Winkel". Die vlak voor de oorlog werd gekocht door Scheltinga en verbouwd tot een stelp.

De taak van toezichthouder werd (o.a.?) vervuld door Pieter F. Pasma, huurboer op de plaats te Oudeschouw die eigendom was van G.S. Rijpma..

Bij een coöperatieve bank was het gebruikelijk de kassier (boekhouder) in de directe omgeving te rekruteren. Deze deeltijdfunctie werd bijvoorbeeld vervuld door de plaatselijke gemeentesecretaris of de hoofdonderwijzer. Als de kassier verhinderd was, bijvoorbeeld door ziekte, nam een van de bestuursleden zijn taken waar. Bij de bank van Oudeschouw werd Bauke Anne Boersma (1869-1936) tot kassier benoemd. Hij was jarenlang boer geweest op Molesyl, eveneens aan de oostzijde van de Boorn. Precies tussen deze vier boerderijen lag Café Oudeschouw, als strategisch centrum van de nieuwe bank...

Cafe "Het Wapen van Rauwerdehem", bij de Wijde Steeg
Boersma was een kleine, gezette man die ten tijde van het oprichten van de bank nog niet zo lang als rentenier in het Bordaahûs woonde. In de beginjaren hoefde de bank niet langer dan enkele uren per week open te zijn. In Irnsum hield hij elke zaterdag van 11 tot 12 uur zitting in Café Dölle (“Het wapen van Rauwerderhem”) bij de Wijde Steeg. De boeren uit de omgeving kwamen hierheen, om het melkgeld van de plaatselijke zuivelfabriek in ontvangst te nemen. Op de zaterdagmiddag, tussen 3 en 4 uur hield Boersma zitting bij Kuindersma te Oudeschouw. En zo waren de openingstijden mooi afgestemd op de doelgroep; net voor het middageten en net voor het melken.

Nadat zijn vrouw was overleden, woonde Boersma weer op de boerderij Molesyl, bij zijn zoon. In 1933 werd een nieuwe kassier aangesteld in de persoon van Anne v/d Weide (geb. 1885). Deze was afkomstig van Terhorne, waar zijn broer veehouder was. Van der Weide was getrouwd met Antje Taekema (of Aukje Tacoma?), wiens ouders naast het Bordaahûs woonden.

Met het benoemen van de nieuwe kassier veranderde ook de kantoorfunctie. Voortaan hield de Boerenleenbank zitting in de voorkamer van de winkel en fouragehandel van Johannes van der Meer. (In dit pand zat later de Centra kruidenier en thans de Navigator)

Reclame op een sigarenbandje
Banklogo op sigarenbandje.
Na de beurskrach van 1929 ging het wereldwijd mis met de economie. Aan het begin van de crisisjaren bedroeg de gemiddelde prijs van 100 kg melk fl. 9,18, doch drie jaar later was dat vrijwel gehalveerd...

De boeren teerden in op hun vermogen en letterlijk iedereen kreeg met een krappe beurs te maken. Door de relatief grote reserves en hun voorzichtige beleid hebben de meeste coöperatieve banken deze moeilijke tijd echter goed doorstaan.

Midden in de crisisjaren, tijdens de bestuursvergadering van 23 juli 1934 bedankte Tette de Haan “wegens zijn omstandigheden” als bestuurslid. Omdat hij zich, jaren eerder, borg had gesteld voor iemand die failliet ging, moest hij boelgoed houden en zijn boerderij ontruimen.

De asbak die Tette de Haan kreeg als bestuurslid
Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog (mei 1940) ontstond een acuut probleem, omdat de banken opeens geen geld meer konden aanvoeren vanuit Holland. Daarom werd in korte tijd voor 650.000,- gulden aan noodgeld (Friese muntbons) in omloop gebracht.

Direct na de wereldoorlog kwam de grote geldzuivering van Lieftinck. De regering trok op 5 juli 1945 alle bankbiljetten van fl. 100,- in. Twee maanden later moest al het andere papiergeld bij de banken zijn ingeleverd. De tegenwaarde kwam op een geblokkeerde rekening, maar dan moest men wel een bankrekening hebben. Velen die nooit een bank nodig hadden gehad, omdat ze alles contant betaalden, openden een nieuwe rekening.

De snelle groei van de boerenleenbanken

Rond 1925 kwam er een einde aan de groei van het aantal boerenleenbanken. De bank "Oudeschouw" was een van de laatste coöperatieve banken die in deze regio werden opgericht.
In hun aanvangsjaren hadden boerenleenbanken geen eigen kantoor. Hier hield de bank zitting in het dorpscafé, in andere plaatsen vaak in de woning van de kassier. Later gebeurde het omgekeerde en kreeg de kassier woonruimte in het gebouw van de bank. Dit was in Irnsum het geval bij de aanstelling van de derde kassier, Johan Cornelis Richard Schooleman (geb. 1915, zoon van Abraham Schooleman en Taetske Klazes de Haan).

Omtrent 1939 kocht de “Boerenleenbank Oudeschouw” een pand, direct ten zuiden naast de NH-kerk. Dit was in 1906 gebouwd als renteniershuis van Gerben Rijpma, voorheen boer te Oudeschouw. Het huis werd verbouwd, er kwam een grote kluis in en voortaan woonde de kassier in hetzelfde gebouw als het kantoor van de bank.

Vanaf 1 januari 1946 konden de mensen via hun bankrekening weer aan hun geld komen. De enorme toeloop van nieuwe klanten en de afhandeling van de geldsanering betekende voor de banken overwerk. De registratie van al het toegestroomde geld was een enorme klus geweest. In april 1946 meldde de centrale Raiffeissenbank dat 200 van hun 720 kassiers ontslag hadden genomen en 70 "geestelijk niet ongeschonden uit de strijd waren gekomen”. Door de geldsanering nam het aantal bankrekeningen enorm toe, met als neveneffect het op gang komen van betalingen via de bank. Bovendien bleven de meeste mensen de plaatselijke bank trouw en brachten er ook hun spaargeld onder. Als gevolg van de oorlog verdween ook het agrarische karakter van de boerenleenbank te Irnsum...


Het logo van de Boerenleenbank
Door de groei moesten de banken professioneler gaan werken. Zo telde het boekje met de Statuten van de Coöp. Boerenleenbank "Oudeschouw", statutair gevestigd in Utingeradeel, maar liefst 30 pagina’s. Voor het reglement van 1920 had men voldoende gehad aan 8 bladzijden.

Opmerkelijk genoeg bleef het gebruik van contant geld nog lang in zwang binnen de agrarische sector, die zelf aan de wieg had gestaan van de boerenleenbanken. Tot in de zestiger jaren brachten melkrijders op zaterdagochtend het melkgeld nog naar de boeren. Soms werd het gewoon in een bruine envelop tussen het deksel van een langs de weg staande melkbus geklemd. Nadat diverse zuivelfabrieken te maken kregen met brandkast krakers (het overkwam de fabriek van Grouw in 1963) kwam ook hier het bancair betalingsverkeer op gang.

Bij de boerenleenbank van Irnsum verdween Schooleman wegens duistere handelingen van het toneel. De vierde en laatste kassier was de dhr. A. Venema, die was aangesteld om orde op zaken te stellen. In die tijd kwam ook het fusieproces op gang en in 1977 fuseerde “Oudeschouw” met “Oldeboorn”.

In 1970 gingen alle Raiffeissenbanken en Boerenleenbanken op in de landelijk werkende Rabobank. In 1981 werd in Irnsum het nieuwe Rabo kantoor (als eerste nieuwe gebouw in plan west) aan de Gravinnewei geopend. Ter gelegenheid hiervan kregen alle inwoners een fraaie luchtfoto van hun dorp. Het oude bankgebouw werd verkocht aan Hotse Elzinga, die er zelf ging wonen.

Tengevolge van de stijgende kosten sloot het “nieuwe” bankkantoor in 19xx en moesten de inwoners voor hun bankzaken naar Rauwerd. Dat was een tijdelijke oplossing, want door nieuwe reorganisaties hebben vrijwel alle filialen van de oude boerenleenbanken in de “kleinere” dorpen het onderspit gedolven.

Geraadpleegde bronnen: “Huishoudelijk Reglement van de Coöperatieve Boerenleenbank Oudeschouw" en “Statuten van de Coöp. Boerenleenbank Oudeschouw". Boeken: “Honderd jaar Rabobank 1898-1998”, “Erf en Wereld”, “Meer dan geld alleen - Friesland Bank”, “Geschiedenis van de Friese Landbouw”, “Sporen en stippellijntjes - gedenkboek Avéro”.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum