Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

De olie- en houtzaagmolen van Nijdam, gebouwd in 1877

In de 19e eeuw was de Boorn een drukke vaarroute tussen Groningen en Amsterdam. Plekjes aan de oever waren gewild voor allerlei vormen van industriële bedrijvigheid, omdat zowel de aanvoer van grondstoffen als het vervoer van producten meestentijds per schip gingen.

Op een stukje weiland, ten noorden van het dorp en nabij de RK kerk, liet Hoite Hendriks Nijdam, koopman te Grouw, zijn oog vallen. Hij schreef op 17 maart 1877 aan Burgemeester & Wethouders te Rauwerd dat hij een molen “wenscht op te rigten op het noordoostelijke gedeelte van het perceel land te Irnsum, kadastraal C734, gelegen aan de Boorn bij het huis thans bewoond door den timmerman Rommert Elzinga”. En zo gebeurde het.

De Nijdam molen gezien vanaf de Boorn

Het vervaardigen van olie en lijnkoeken en het zagen van hout

Volgens de bijgevoegde tekening ging het om een strook van 28 m langs de oever, met een diepte van 9 m. Nog dezelfde maand schreef het RK kerkbestuur hem dat zij besloten had “tegen de plaatsing van den molen geene bezwaren in te dienen, derwijl het ons voorkomt dat het geruisch geen groote last zal veroorzaken bij het houden der godsdienstoefening. Teneinde echter het geluid zooveel mogelijk te verminderen in de rigting van de kerk, zoude het dienstig zijn de bijgebouwen als pakhuizen aan de noordzijde van de fabriek te stellen, het geruisch van de stampers en slagers zoude, dunkt ons, daardoor wel worden tegengekeerd”.

Nijdam meldde verder dat “de inrigting zal zijn bestemd tot het vervaardigen van olie en lijnkoeken en tot het zagen van hout, dat hij hiertoe de wind als beweegkracht zal benutten en bepaaldelijk geen stoom, gassen of dampen van hooge spanning zullen worden gebezigd”.
In die tijd maalden de ambtelijke molens kennelijk snel, want binnen 2 weken werd de vergunning verleend en niemand had bezwaar gemaakt. Overigens wist Nijdam precies waar hij aan begon, want in 1873 had hij samen met zijn zwager (hun vrouwen waren zusters) Homme Jacob Dijkstra een soortgelijke molen in Grouw laten bouwen.

De compagnons Hoite Nijdam en Homme Dijkstra

De eerste molen, te Grouw, werd beheerd door Dijkstra, die in zijn zakelijke activiteiten medefirmant was. (Deze oliemolen werd later beheerd door Tjitte Hommes Dijkstra en afgebroken in 1911)

Zowel Nijdam als Dijkstra waren vermogende boeren, die met hun initiatief wilden inhaken op een trend in die jaren, namelijk het veredelen van de veestapel. Kunstmest, mechanisatie en veevoer deden hun intrede in de landbouw. De heren hadden een goede neus voor ondernemen, want ondanks de grote landbouwcrisis die korte tijd na hun investering begon, werd de oliemolen een succes. Vooral de Nijdams zou er rijk van worden...
Hoite Hendriks Nijdam (1823-1903) was geboren op een boerderij bij Grouw en hij was achtereenvolgens boer en koopman. In 1851 trouwde hij met Jitske Tjittes Peenstra (1821-1875) en ze kregen vier zoons. De oudste, Hendrik Nijdam (geboren in 1852) zette de boerderij voort, toen vader Hoite met de molen begon. De twee middelste zoons stierven op jonge leeftijd, zodat de jongste, Gooitzen Nijdam, later de oliemolen te Irnsum kon overnemen.

Hardrijden nabij de molen van Nijdam

Olie- en houtzaagmolen

Zoals uit de aanvraag al bleek had de molen twee functies. In de winter deed hij dienst als oliemolen. Schippers voerden het lijnzaad aan, waaruit de olie werd gewonnen. In de zomer was er tijd voor onderhoud en het zagen van hout. Op deze wijze kon de molen vrijwel het gehele jaar in bedrijf zijn, tenminste als er voldoende wind stond.

Elke afdeling van het molenbedrijf had zijn eigen meesterknecht. Toevalligerwijze heetten die beide Pieter, zodat ze in het dorp de bijnamen “Piter-oalje” en “Piter-hout” kregen.
Bij de meeste oliemolens was de olie het hoofdproduct en de veekoeken het bijproduct. Gezien de agrarische achtergrond van Nijdam en de toenemende vraag naar veevoer, lag het hier andersom. De in houten wisselkisten verpakte veekoeken hadden bij de boeren een goede naam. Van de Friese olieslagerijen, die hun veekoeken via agenten in de hele provincie aan de man brachten, zou Ulbe Twijnstra te Akkrum de belangrijkste producent van veevoer worden.

Voor opslag en vervoer van de gewonnen olie gebruikte men houten vaten. Als die weer eens lek waren moest de kuiper er aan te pas komen. De lijnolie werd doorgaans verkocht aan verffabrieken in de Zaanstreek.

Andere activiteiten en handel

In 1892 vraagt Hoite Nijdam “olieslager en houtmolenaar te Irnsum” aan B&W vergunning “tot het houden van een bewaarplaats voor petroleum en wel tusschen de panden bewoond door R. van der Meulen en P. Roodbergen aldaar, onder de vloer van de houtzaagmolen zoals die thans bestaat en bekend is als C940”. Hij verklaarde verder dat hij eigenaar van het perceel was en dat het erf bijna geheel door water was omringd.

Kennelijk had petroleum inmiddels de plantaardige olie verdrongen als brandstof voor verlichting, en was het Nijdam die ook daarin brood zag. Overigens gebruikte hij zijn molen ook wel voor het malen van gort.

Gooitzen Hoites Nijdam

Gooitzen Hoites Nijdam

(1860-1937) trouwde in 1893 met Jabobje Jacobs Gaastra uit Terhorne (1869-1922).

Ze woonden in Irnsum en kregen twee kinderen: Sietske Nijdam (1894-1936) en Hoite Nijdam (1896-19xx), die oor-, neus- en keelarts te Hoorn zou worden.
Jacobje Gaastra, de vrouw van Gooitzen Nijdam
Het gezin van Gooitzen Nijdam

Een molen met een motor erin

Als een van de eerste dorpen in Friesland kreeg Irnsum in 1911 elektrische stroom. De molen van Nijdam kreeg ook een aansluiting en er werd een 30 pK motor geplaatst. Zo kon men blijven produceren als het eens niet waaide. Nijdam was de eerste Irnsumer die krachtstroom gebruikte.

Een grote brand betekende het einde van de Nijdam molen

Nieuwsblad van Friesland 6 mei 1915:
’t Liep gisteravond tegen tienen en ons dorp lag als haast met geloken oogen, toen brandgeroep de rust plotseling verstoorde. Uit den olie- en houtzaagmolen van den heer G.H. Nijdam, staande iets ten oosten van de dorpsstraat, sloegen de vlammen. In korte spanne tijds stond de geheele, grotendeels van hout opgetrokken oude molen in lichter laaie. In den aanwezigen voorraad olie vond het vuur gretig voedsel. Twee aangrenzende woningen, waarvan een als pakhuis voor lijnkoeken werd gebruikt en de ander 1 Mei door de bewoners was ontruimd, vormden spoedig met den molen een geweldige vuurzee. De brand was op verre afstand zichtbaar. Zelfs geheel van Leeuwarden en Heerenveen kwam men opdagen. Van verre geleek het alsof een deel van de dorpsbuurt in brand stond. De hitte was ontzettend; in den beginne kon men daardoor in de dorpsstraat schier niet verkeeren…”

Helemaal rechts staat de Nijdam molen

Een ander krantenverslag uit 1915:
Dinsdagavond, circa kwart voor tien werden de inwoners van Irnsum opgeschrikt door het geroep van brand. Een geweldige rookkolom steeg op uit den olie- en houtzaagmolen van den heer G. Nijdam en spoedig daarna baanden de vlammen zich een uitweg naar buiten. Weldra stond de molen in lichten laaie. De vlammen vonden ruimschoots voedsel in de 70 vaten olie en de 10 ŕ 15 last lijnzaad in den molen aanwezig. De vrij sterke oostelijke wind dreef de vonken door de lucht en bracht de belendende gebouwen in een zeer hachelijke toestand. Inmiddels was de brandspuit aangerukt en kon spoedig water geven. De spuitgasten moesten zich bepalen tot het beveiligen der bedreigde huizen. Tot vier maal toe ontstond er begin van brand en in het blok huizen bewoond door de wed. Van Dijk e.a. De E.A. Heer Burgemeester van Rauwerderhem was ook spoedig op de plaats des onheils aanwezig. De gemeente-politie was versterkt met Rijkspolitie en marechaussee. Hoog en hooger laaiden de vlammen op en deden de brand op zeer grooten afstand zichtbaar worden. Van heinde en ver stroomden nieuwsgierigen per fiets of auto toe. Gelukkig slaagde de wakkere brandweer er in de belendende gebouwen voor het gevaar te behoeden en was de tusschenkomst der twee gereedstaande spuiten uit Grouw onnoodig. Gelukkig ja, want waren die gebouwen in brand geraakt, de ramp ware niet te overzien geweest. Ongeveer vijf uur in den morgen was het gevaar geweken en kon de spuit inrukken. De oorzaak van de brand is onbekend. Tot zeven uur in den avond had men in den molen gewerkt. De molen was in 1877 door den heer Nijdam en diens vader opgericht. Voor eenige jaren was hij vernieuwd en was er ook electrische drijfkracht in aangebracht, zoodat hij door wind en electriciteit beide, gedreven kon worden. Dinsdag had men den ganschen dag met wind gemalen. De molen was verzekerd bij de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij te Wirdum. Olie en zaad bij de Onderlinge Verzekeringsmaatschappij “De Nijverheid” te Leeuwarden.



Geraadpleegde bronnen:
- aanvraag vergunningen in 1877 en 1892
- krantenberichten uit mei 1915
- artikel Leeuwarder Courant 9-12-1971
- artikel in de Nydamstra Tynge van 1996

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum