Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

Klaas Cornelis Nijdam - 19e eeuws boer en dichter

Irnsumer-merke

In't knappe Irnsom oon de Boon
Der is het Jierlijks merke
Of is er just het meast net oon
't Wud der-om al voetsterke

De Sneuntejouns begint het āl
De maaibeam wud dan helle
De bern dij benne dan al māl
Ik zil jim meer vertelle

De Sneins dan is 't al lustig pret
De moons drinkt elk en Klokje
en dan nei Tjerke mei en zet
En dan al wer en slokje

Met deze regels begint een gedicht uit augustus 1825. Het verhaal gaat nog veel verder. Vooral het vele eten en drinken wordt  kleurrijk wordt beschreven. Als de feestvierders op de laatste dag van de kermis opstaan, kijken ze als een gekookte vis ("sjen as seane visk") maar met thee of koffie worden ze weer fris...



Het originele manuscript Jirnsum 1825
Zo ging het er aan toe volgens Klaas Cornelis Nijdam, boer en dichter. Hij schreef in zijn vrije tijd hele schriften vol met korte en lange gedichten, ter gelegenheid van een geboorte, een verjaardagsvisite of zomaar een vertelsel over zijn eigen boerenwerk. Zijn taalgebruik lijkt op een combinatie van Fries en Nederlands, maar door het luidop te lezen is het toch vrij goed te volgen. In feite is dat niet eens zo bijzonder, omdat de tegenwoordige Friese spreektaal meestal ook een mengelmoesje is... Het opvallende is de wijze waarop het is geschreven. We mogen niet vergeten dat de meeste mensen in die tijd niet of nauwelijks konden schrijven en dat er geen Fries woordenboek bestond.

Een ander gedichtje: "Bij Irnsum oon / De Stroom de boon / Der stiet en boere-weanje / De hjer ik tuis / Meits nen gedruis / Ik sil Jouw wol beleanje" wordt gevolgd door een soort verontschuldiging van de schrijver: "Taal en spelling mat Jou mij sa vrij wat te goede hoade. Ik schreeuw, of praat er sa wat hinne, sa dat ik het van mij Oaden hjerd, of leerd haw. Mij togte sa Jou koene om mijn broddelwurk ris laakje."

Uiteraard bevat dit proza talrijke woorden en gezegdes die in onbruik zijn geraakt. Enkele jaren geleden, na de ontdekking van deze manuscripten, gaf ik het Frysk Letterkundich Museum een kopie van dit rijmwerk. Later bleek dit "gāns nijsgjirrig taalmateriaal" voor de Fryske Akademy aanleiding het op de bronnenlijst van het "Wurdboek fan de Fryske Taal" te plaatsen. Omdat er weinig van dergelijke handschriften bekend zijn, konden de onderzoekers talrijke woorden eerder dateren dan ze tot dat moment hadden aangetoond.

Klaas Nijdam kwam op 19 januari 1774 ter wereld in Friens, als zoon van Cornelis Clazes Nijdam en Taetske Stevens Reitsma. Klaas Corneliszoon trouwde in 1800 te Irnsum met Antje Ruurds Veemans, die afkomstig was van Akkrum.

Ludringa State bij Irnsum
Hoewel "het land over de Boorn" bij Idaarderadeel hoorde, voelde K.C. Nijdam zich vooral Irnsumer. Dit blijkt uit zijn gedichten, maar ook uit het feit dat hij hier jarenlang NH-kerkvoogd is geweest. Zijn kleinzoon Klaas Feites de Haan was later op dezelfde plek boer, en ook hij was NH-kerkvoogd. Klaas Nijdam was boer op Ludringa State, gelegen aan de Boorn tegenover de Wijde Steeg.

Over de bouw van een nieuwe woning voor zijn boerderij schreef hij het volgende:"Op het bouwen van mijn nij vor hoes in agtien-honderd-twa-entweintig Mij tinkt mijn hoes / Dat stiet moi proes / En nei mijn wins / Bij Douwma Stins / Ha ik 't besteld / De duiten teld / Oon Eelke baas / En Murk van Raad / De tekening / Al is 't gering / Dat is en ding / Dat komt er bij / En 'd Architek / Mei het bestek / Die wie der ek / Dit sis ik vrij / 't Opzigt der bij / Leeuw dat van mij / Het hoes omheeg / De pongen leech"

In de bijgaande notitie stond dat Eelke van der Linde de aannemer was, Murk Bijlsma (Rauwerd) de verver en J. Tjaarda de architekt.

Klaas Nijdam was de grootvader van "Earme Āntsje", oftewel Antje Baukes Boersma. Diens moeder, Taetske Klazes Nijdam, trouwde in 1835 met Bauke Annes Boersma. Een kleindochter van dit echtpaar, ook een Taetske, trouwde in 1891 met Arjen Schoustra. Anders gezegd: K.C. Nijdam was de overgrootvader van mijn overgrootmoeder. En zo kon het gebeuren dat "die oude schriften" pas vele jaren later uit een kist tevoorschijn kwamen...
Teruggevonden manuscripten van Klaas Cornelis Nijdam

Een ander gedicht "Op myn raekje nijgaes hae", dook op buiten de provincie en is afgedrukt in het Nijdam-familieboek. Volgens die bron zou Klaas C. Nijdam boer op Nijdamstra State zijn geweest. Later bleek dat dit niet klopt: Zijn vrouw is daar wel geboren, maar zelf was hij boer op het naastgelegen Ludringa State.

Het originele manuscript uit 1845

In 1845 schrijft K.C. Nijdam in zijn laatste schrift "Het is vandaag net Een-en-Zeventig jaren dat ik ben geboren. Nog leef ik (Goddank) en mogt de verkondiging van uw woord nog horen". In november van dat jaar stierf hij...

Tenslotte nog een stukje uit een ander "merke" gedicht dat Nijdam in augustus 1827 aan het papier toevertrouwde:

"Weas blij in't libben / Irnsom merk komt Jiers mar iens Smar nou de ribben / Het is sa gouw wer dien De man is blied, het wief en ben / Men ken't oon allegeare sjen Sij hoade nou ris tijge pret / Der bin se op geset"


Naschrift:
In De Vrije Fries nummer 90 verscheen een artikel over Klaas Cornelis Nijdam.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum