Terug naar hoofdstuk    Naar homepage

De Miedmolen en de hooilanden in de "Miedkrite"

De Miedmolen (in het Fries "Mjidmole") stond eertijds aan de Flansumervaart, net voorbij de hoogspanningsmast achter de boerderij van R. van Vliet. Sinds de ruilverkaveling van de jaren zestig loopt hier de Bûtlânswei, ongeveer op de plek waar voorheen de Flansumervaart van Irnsum naar de Poppingawiersterhoek liep.

De Miedmolen bemaalde de Miedpolder, in de volksmond "Mjidkrite" genoemd. Dit was een groot stuk "bûtlan" (is "miedlân" of boezemland) dat in de winter onder water stond en zomers als hooiland in gebruik was. Ongeveer honderd jaar geleden kon men hier maar één keer per jaar maaien en dat gebeurde uiteraard met de zeis. [Tegenwoordig is dit gebied in gebruik bij R. van Vliet, C. Castelein en P. van der Meer]
Miedmolen rond 1920 met molenaar Roelof Oenema

De molen stond bij de H van Laage Hooylanden
Voor 1800 was de Miedkrite ongeveer 55 hectare groot, wat overeenkomt met ruim 150 pondematen. Deze hooilanden bestonden uit diverse percelen die eigendom waren van boeren uit Irnsum, Flansum, Rauwerd en Poppingawier. Het was laagwaardig, moerassig land, dat nogal eens van eigenaar of huurder veranderde. Rondom het gebied lag een lage polderdijk (zomerdijk) en de Miedmolen moest veel water verplaatsen om het land in het voorjaar droog te krijgen. Het was dan ook een forse molen.

De historie van de Miedmolen gaat terug tot vóór het jaar 1700. De diverse landeigenaren exploiteerden deze molen voor gemeenschappelijke rekening. Over de periode van 1838 tot 1922 zijn de kasboeken bewaard gebleven. Hieruit zijn de volgende wetenswaardigheden opgetekend. In het jaar 1838 werden Hendrik Jelles Sybrandi en Jan Tjerks Fokma als gecommitteerden aangesteld. Zij begonnen hun kasboek met een saldo van fl. 5,82 dat ze ontvingen van Ate de Klaver, die in 1837 de financiën deed. De Klaver woonde op "Papinga goed", waar later de gebroeders De Wolf boer waren. Behalve genoemde personen waren er toen nog 8 eigenaren. Ze moesten dat jaar 90 cent per pondemaat betalen en de totale kosten bedroegen fl. 140,99.

 
In 1839 werd Jan Tjerks Fokma (boer op "Pybinga State") boekhouder. Van de "gesamenlijke belanghebbenden met 150½ pondematen hooiland" ontving hij fl. 45,15, wat ruim voldoende was om de kosten van dat jaar te betalen. Molenaar Pijter Jelles kreeg fl. 28,00 en de jaarlijkse vergadering vond plaats bij Jan Tjallings Jorna, kastelein in de Wijde Steeg te Irnsum. Het jaar daarna was Minne Boersma de molenaar. Klaas de Klaver (timmerman) voerde de "reparatiën" uit en de kastelein ontving fl. 3,40 "wegens verteeringskosten". Zo kan van jaar tot jaar worden gevolgd wat er gebeurde. Het grootste deel van het budget ging op aan het onderhoud van de molen. Naast het jaarlijkse werk door de timmerman kwam de smid zo nu en dan opdraven. In 1843 werd voor nieuwe zeilen (voor de molenwieken) fl. 14,85 betaald.

In de periode van 1851 tot 1861 was Tjerk Jans Fokma (zoon van de eerder genoemde Jan Fokma) de boekhouder. Daarna bekleedde hij deze positie een aantal jaren achtereen samen met Sijmen Schoustra (1830-1898), toen boer op de Pybinga State (zie rubriek "Boerderijen"). In 1864 was er fors onderhoud nodig aan de molen, want Klaas de Klaver bracht maar liefst fl. 196,06 in rekening. In 1866 werd er voor fl. 2,70 onderhoud aan de polderdijk gepleegd. Er blijkt sprake van vaste rituelen want men vergaderde nog steeds 1x per jaar, na de winter. Kastelein Jorna berekende dat jaar 4 gulden voor de consumpties van de heren.

Enkele jaren later zijn de vergaderingen "ten huize van Johannes Hollander" die het café van Jorna had overgenomen. De loonkosten van het bemalen stegen met het verloop der jaren enigszins, want in 1880 werd hiervoor 35 gulden betaald aan Foppe Hoekstra. Een jaar eerder was de polder verkleind tot 124½ pondemaat. Toen kwam een deel van het land binnen de polderdijken van de dichter bij het dorp gelegen landerijen, waarvoor waterschap "Het Irnsumerveld" werd opgericht.

Dat molens ook wel eens warm konden draaien (als er te weinig gesmeerd werd) bleek in 1883 toen men voor het eerst aanleiding zag de Miedmolen te verzekeren. In het jaar 1892 werd als nieuwe gecommitteerde benoemd Arjen Schoustra (geb. 1866), die toen de nieuwe boerderij ("Nij Pybinga" door zijn vader in 1878 gebouwd) had overgenomen.

De Miedkrite is omgeven door een stippellijn
De Miedkrite lag tussen het Irnsumer veld, de Flansumervaart (die in de Brekken B uitkwam) en de Griene Dyk bij Abbingawier. Op het bijgaande kaartje uit de 18e eeuw werd dit gebied reeds aangegeven (zie stippellijn).

Toen stond er ook al een molen (zie pijl). In de winter stond deze molen eenzaam op een kleine terp, midden in het waterland. Het was een forse spinnekop, die als enige in de omgeving scheprad had.
Een stukje voorbij de Miedmolen kon men met een schuifbrug over de vaart komen. Dankzij dit Miedzet (Z), oftewel "Mjidset" konden de boeren met paard en wagen het hooi naar hun boerderij brengen. Wie met een praam of schouw voer kon de drie "barten" aan de kant trekken. Na de overdracht aan het waterschap "De Sneeker Oudvaart" werd het land het hele jaar bemaald en daardoor steeds beter van kwaliteit.

In de loop der jaren stegen de kosten, want ook toen was er inflatie. Op 27 maart 1901 werd vergaderd in het café van Poppes, die voor fl. 8,85 aan "verteeringen" in rekening bracht. Overigens vielen de totale kosten in dat jaar erg mee, want timmerman Gaastra zijn rekening bedroeg slechts fl. 21,68. Het jaar daarna was dat wel anders, want toen werd door hem voor fl. 68,08 een nieuw scheprad gemaakt.

Vanaf het boekjaar 1906/1907 (lopende van maart tot maart) werd de verslaggeving in het kasboek professioneler opgezet, met onder meer een specificatie van de aandeelhouders in de poldermolen. In 1838 waren er slechts 11 eigenaren met 150½ pondemaat land. Nog geen 80 jaar later waren er 16 gebruikers, terwijl de omvang van de polder met 17% was verminderd. Een duidelijke versnippering van eigendom, o.a. door vererving, was opgetreden. Het groter aantal belanghebbenden zal een reden zijn geweest om een aantal zaken beter te regelen.

Het eerste kasboek sluit af met het "dienstjaar 1907-1908" opgesteld door de gecommitteerden Arjen Schoustra en Johannes Bouma. In 1908 was J. Riemersma timmerman. Kennelijk was er veel onderhoud nodig, want zijn "molenrekening" bedroeg fl. 90,68. De contributie werd vastgesteld op fl. 1,10 per pondemaat en na verrekening met het beginsaldo resteerde een "batig slot" van fl. 6,60. Deze jaarrekening werd "Nagezien en in de beste orde bevonden op 26 Maart 1908 door D.Th. Pasma Hzn. en P.D. Douma" ten huize van de heer Poppes, de herbergier..

Rechts is het scheprad te zien

De aanleiding voor het tweede kasboek, dat 70 cent kostte, was het opstellen van een officieel reglement door Notaris Burgij te Roordahuizum. Op donderdag 23 april 1908 werd dit polder-contract ondertekend in café Poppes te Irnsum. Er waren 14 eigenaren met een totaal landoppervlak van 124½ pondemaat. De grootste aandeelhouder was de Ned. Hervormde Kerk, met 8 stukken land (21½ pdm.), waaronder het molenerf. Dominee Frans de Boer tekende voor de Pastorie van deze kerk, die 17½ pdm. bezat. De Roomsch Catholieke Kerk had één stuk land van 7½ pdm. in de Miedpolder.

De Miedmolen door de heer Bosma
nagetekend van een oude foto.


In het reglement werden 3 gecommitteerden aangesteld, te weten "de heeren Arjen Sijmens Schoustra, Johannes Bouma en Jan Jans Fokma" allen boer op Kerkeburen te Irnsum. Zij kregen ruime bevoegdheden en "vertegenwoordigen de polder in en buiten rechten. Zij hebben het oppertoezicht en bestuur over den polder, enz… doch genieten geene belooning". Verder werd bepaald dat het "boek- of polderjaar loopt van 5 maart tot 5 maart". De aandeelhouders dragen naar evenredigheid van landbezit bij aan "de kosten van het opnieuw vaststellen van het regelement", te weten voor de notaris fl. 59,17½ en de kroegbaas fl. 15,05 "voor kosten algemene vergadering deswege."

Het laatste kasboek van de Miedmolen eindigde met de "Finale Afrekening". De opbrengst "van den miedmolen" bedroeg fl. 450,00. Er werden nog wat kosten gemaakt (taxatieloon, zegels en kwitantie en ... de vergaderkosten bij Dölle), waarna fl. 423,94 resteerde "ter verdeeling". In 1922 waren alle zaken afgewikkeld.

De Miedpolder en het ernaast gelegen waterschap "Het Irnsumer veld" waren toen opgegaan in het nieuwe waterschap "De Sneeker Oudvaart". De "âlde Miedmole" is waarschijnlijk kort daarna afgebroken.

Boerenbrug: een zet met barten
Bronnen: Oude kasboeken, statuten en andere documenten.

Naar boven
www.irnsum.nl : de website over de dorpshistorie van Jirnsum