Geschiedenis Irnsum | van terp naar lintdorp

Middelzee en Boarn

De Leppedyk ten oosten en de Himdyk langs de westelijke oever van de Boarn dienden als bescherming tegen opstuwend zout water uit Middelzee (situatie circa 1000).

Van terp naar lint

Jirnsum aan de Boarn. Rechtsonder de brug bij de Jirnsumersyl. In het midden het kerkhof op het restant van de oude dorpsterp. Links de boerderij Ludringa State en daartegenover de hervormde kerktoren.

Stoomboot Irnsum

Dit veerschip, gebouwd in 1906, ligt hier met rokende pijp bij de Opslach aan de kade. Rechts de tabaksfabriek. Achter het huis links: nog net zichtbaar het dak van herberg Het Wapen van Rauwerderhem.

1
1

Al in de vroege middeleeuwen woonden er mensen langs de oevers van de Boarn. Meestal in kleine nederzettingen, die ontstonden vanuit een groepje boerderijen op een terp. Jirnsum is van oorsprong een heel oud agrarisch dorp. De eerste geschreven bron uit 1399 vermeldt de dorpsnaam als Yrnzom. Maar de naam is al veel ouder, want dorpsnamen op –um dateren van vóór het jaar 800. Rond het jaar 1000 begon de dijkaanleg. Dat was nodig vanwege de stijgende zeespiegel en de gevaarlijke Middelzee op slechts enkele kilometers van het dorp. De Leppedyk langs de oostelijke oever van de Boarn en de Himdyk aan de westzijde dienden als bescherming tegen binnendringend zeewater, dat bij storm hoog werd opgestuwd.

De kleigrond langs de Boarn is zeer vruchtbaar en ideaal voor de veeteelt. De lokale economie was gericht op de productie van boter en kaas. Na het einde van de middeleeuwen werden handel en transport belangrijker, waarvan Jirnsum profiteerde. Men ging dichter bij de Boarn wonen en bouwde huizen tegen de Himdyk aan. Daardoor schoof de bewoningskern geleidelijk van terp naar rivieroever. De verplaatsing van kerk en school in 1878 voltooide dat proces.

Zowel over water als land lag het dorp aan de belangrijkste noord-zuid route door Friesland. Na de aanleg in 1827 van de straatweg Leeuwarden – Zwolle kwam er steeds meer verkeer door Jirnsum. Eerst postkoetsen en rijtuigen, later fietsen, motorfietsen en auto’s.

In de periode van ca. 1860 tot 1880 werd er volop geïnvesteerd. Jirnsum kreeg o.a. een tabaksfabriek, een olie- en houtzaagmolen en de eerder genoemde kerk en school. Rijke boeren lieten grote boerderijen en renteniershuizen bouwen. Veel gebouwen uit die tijd zijn van de hand van Jacob Ruurds Nijdam, timmerman en aannemer te Jirnsum. Hij werkte zich op tot architect, kreeg opdrachten uit andere gemeenten en vertrok in 1889 naar Leeuwarden om de zaken groter aan te pakken.

De tweede bloeiperiode valt ruwweg tussen 1900 en 1915. Toen werkten bijna alle inwoners nog in het dorp.  Er waren maar liefst vijf kasteleins en zeven winkeliers, de bakkers en slagers niet eens meegeteld. Mensen die met hun handen werkten verdienden (begin 20e eeuw) maximaal 500 gulden per jaar. Het dorp telde twee dominees, een pastoor, een dierenarts, een huisarts en een zuiveldirecteur. Jirnsum was een kleine economie op zichzelf.